De wittebroodsweken of -maanden van de nieuwe parochie Willebroek-Sint-Niklaas zijn voorbij. Zondag 5 juni 2016, de dag van de plechtige aanstellingsviering van de vier veldverantwoordelijken en een pastoraal-coördinator, ligt al even achter ons.
In onderstaande teksten proberen de betrokkenen in woorden te vatten wat hen drijft en inspireert, in de hoop vanuit hun opdracht de brug te slaan naar onze geloofsgemeenschap.
DIACONIE
Diaconie, wat is dat?
Naast de andere velden evangelisatie, catechese, tijdelijke en liturgie is diaconie zeker het meest bevreemdende woord. Mensen associëren het eventueel met diakens, maar verder geraken ze niet.
Als het snel moet gaan zeg ik al gauw dat diaconie het formele woord voor naastenliefde is, of ik verwijs naar de “goede werken van de kerk”, maar dat kan dus ook beter…
De roeping van diaconie is om te zorgen voor de zwakkeren rondom ons. Die zwakte of armoede kan heel verschillend zijn : lichamelijk, materieel, geestelijk, of emotioneel. Bovendien kan ze heel tijdelijk of net langdurig zijn, ze kunnen nieuw zijn of al een heel mensenleven meegaan.
Wat de aard van de nood ook is, er zijn drie op elkaar volgende aspecten aan de diaconie. Het eerste is ontdekken van de nood : als je geen oog hebt voor de ander kan het niet beginnen, als je geen contact hebt met de ander al helemaal niet.
Daarna komt het respect voor de persoon : dat jij een nood ziet is misschien een vooroordeel, de oplossing die je al bedacht hebt is misschien niet wat de persoon nodig heeft. En hoe lang dring je aan, noem je iemand ondankbaar omwille van niet-aanvaarde hulp? Er zit een geest van gelijkheid in de diaconie : kan je je ook voorstellen dat de ander jou helpt, durf je je te laten raken door de ander?
De effectieve hulp kan allerlei vormen aannemen, en veel belangrijker dan de materiële hulp is het contact dat je erbij maakt, het vertrouwen dat je geeft, en de energie en tijd die je wegschenkt.
In het evangelie van vorige zondag, de zaligsprekingen (Matteüs 5, 1-12a) vond ik plots een bondgenoot. “Zalig zijn de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden …” Ik had dit altijd alleen maar als troostend-op-lange-termijn gelezen maar zie er nu een oproep in. De goddelijke voorzienigheid lijkt er niet op gebouwd om miserie in dit leven te voorkomen of op te lossen, daarvoor zijn we op elkaar aangewezen. Wij zijn allemaal Gods instrumenten om de treurenden te troosten, en op zoveel andere manieren elkaars leven te verbeteren. Het rijk Gods is geen post-apocalyptisch spektakel, maar is een reeks kleine wonderen die wij zelf op de wereld brengen voor mekaar.
Diaconie vroeger
In de geschiedenis van de kerk is er altijd een dubbel streven aanwezig geweest, van zorg voor de liturgie, en zorg voor de armen. Vaak was het moeilijk om de aandacht zo gelijk over die twee te verdelen als Jezus’ bedoeling moet geweest zijn. Doorheen de geschiedenis is diaconie op drie vlakken aanwezig geweest. Individueel heeft elke gelovige natuurlijk altijd het voorbeeld van Jezus van de zorg voor anderen voelen trekken, en mensen hebben altijd voor elkaar gezorgd. Dit individueel streven wordt versterkt als mensen op een tussenniveau lokaal in kleine groepen samenwerken. Daar zullen altijd veel naamloze initiatieven bij geweest zijn, maar ook de KWB-buurtwerking en Sint-Vincentiusgenootschappen zijn daar goede voorbeelden van. Op het niveau van de organisatie van de kerk is de diaconie vaak losgekoppeld geraakt van de gemeenschap. Zo hebben tientallen kloosterordes zich, naast onderwijs, toegelegd op ondersteunen van armen, verzorgen van zieken, zorg voor gehandicapten. Op die manier werd de diaconie bijna uitbesteed, en bij de professionalisering van die zorg in de welvaarsstaat verdwijnt het nog meer uit onze beleving.
Parochiale diaconie
Bij die uitbestede diaconie zijn we er gerust in dat de effectieve hulp wel zal gebeuren, maar het zelf ervaren van noden valt weg, en de geest van gelijkheid en respect ontbreekt ook. Ook ons kerkelijk leven bestaat vooral uit liturgie, en bevat weinig zorg voor anderen. En wat we individueel doen geraakt niet gedeeld, dus niet versterkt, in die gemeenschap die toch heel wat gemeen heeft.
Ik zie het als mijn uitdaging om de komende jaren de parochiale diaconie te emanciperen. Hoe kan onze grote parochie helpen om in ons leven plaats te maken voor de armen in al hun verscheidenheid? Wat goed werkt moet je niet verstoren of dubbel doen : van kleine initiatieven tot gemeentelijke instanties zal het zoeken zijn of er iets versterkt kan worden, of er parochiale steun nodig is, en welke inspiratie of kruisbestuivingen er eventueel mogelijk zijn.
Wat nu?
Ik ben niet in Willebroek opgegroeid, maar in Sint-Niklaas. Ik ken voorlopig nog heel weinig van wie er in onze parochie allemaal met welke types van diaconaal werk bezig is (zonder dat ze het zo noemen, natuurlijk). Maar ik ben wel al op verkenning …
Als ik luister naar andere veldverantwoordelijken diaconie hoor ik dat ze met even weinig kennis begonnen zijn, en dat ze ook nu nog tasten en zoeken. Maar zij kunnen af en toe al mooie dingen tonen, en het doet goed om ervaringen te delen. De werking is ook overal anders, afhankelijk van de lokale noden, en ook van de talenten en interesses van de beschikbare vrijwilligers.
Iedereen die hieraan wil meewerken, of een onopgeloste nood ziet, mag me zeker contacteren op rikkartvg@gmail.com Elk talent is nodig en nuttig om meer zorg voor de zwakken in onze parochie te brengen.
Rikkart Van Gassen
CATECHESE
Het veld ‘catechese’ klinkt allicht iets vertrouwder in de oren. Toch een woordje van toelichting.
Ondergetekende is hiervan veldverantwoordelijke sinds de officiële aanstelling door hulpbisschop Mgr. Lemmens afgelopen zomer. Voor de officieuze start moet ik nog een jaartje eerder in de tijd gaan toen aangesteld priester Hedwig Reyntjens op een zomerse namiddag kwam aanbellen en me – na de obligate inleiding en schets van de hertekende parochiegrenzen – vroeg of ik de taak van veldverantwoordelijke op mij wou nemen. Slik… Voor een periode van 6 jaar. (Ver)slik(t)…
En toch… geheel onverwacht mocht ik die vraag nu ook weer niet noemen. Mijn echtgenote was reeds enkele jaren werkzaam in de parochieploeg ‘De wijnstok’ die de vernieuwde inrichting van de St-Niklaaskerk in Willebroek mee gestalte had gegeven en ikzelf geef sinds 2000 vormselcatechese. Daar ben ik mee gestart – zoals de meesten van onze catechistenploeg – toen onze oudste dochter haar voorbereiding op haar vormsel startte. Nadien volgden nog onze twee andere kinderen en bleef ik tussenin en daarna geëngageerd om die vormselvoorbereidingen mee gestalte te geven. Waarom toch? Waarom niet gewoon ons kind ’afzetten’ aan de catechese en enkele uren later weer gewoon oppikken? Waarom een deel van mijn toch wel beperkte vrije tijd – mijn job als directeur van de Secundaire Handelsschool St-Lodewijk in Antwerpen is echt wel tijdrovend – hieraan besteden? Het schrijven van dit artikel dwingt me om hier even bij stil te staan. Ik zie enkele katalysatoren.
Een eerste is dat ik het geluk heb gehad een geheel onbezorgde jeugd te hebben gekend in een bijzonder warme thuis. Onze ouders waren er steeds voor ons en het christelijk geloof en de christelijke waarden werden als een vanzelfsprekendheid voorgeleefd en ingelepeld. De roots van mijn zoektocht naar het mysterie van geloven in, van hét geloof zijn zeker daar terug te vinden.
Een tweede vind ik terug bij een verhaal over Jezus dat we lezen onder Marcus 10, 13-16:
Ze brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij hen zou aanraken. Maar de leerlingen wezen hen terecht. Toen Jezus dat zag, werd Hij verontwaardigd: ‘Laat die kinderen bij Me komen, en houd hen niet tegen, want van zulke kinderen is het koninkrijk van God. Ik verzeker jullie, wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, komt er beslist niet in.’ Hij omarmde hen en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde.
Ondanks Zijn drukke bezigheden, Zijn vermoeidheid aan het einde van de dag ziet Hij het toch als Zijn plicht tijd en ruimte te maken voor deze kinderen. Ik denk dat het in die geest is dat ik mijn eerste stappen in de vormselcatechese heb gezet: vanuit een zeker plichtsbesef, een verantwoordelijkheidsgevoel om aan die vele – waaronder ook onze – kinderen iets mee te geven van dat boeiende leven van die Jezus van Nazareth; om hen ook iets te laten voelen en helpen begrijpen wat die liefde van die Vader, God, voor hen kan betekenen.
Ten derde is er ook wat ‘eigenbelang’… Ik ervoer gedurende al die jaren de catechesemomenten met de kinderen, maar ook de voorbereidingen hiervan met de andere catechisten en Zr. Anne-Marie, als een middel om mijn persoonlijk geloof te bevragen en te verdiepen.
En dus… na veel wikken en wegen en na ruggespraak met enkele medecatechisten heb ik ja gezegd op de vraag van Hedwig. ‘Il faut plonger’, nietwaar… ‘Ja’, omdat ik wist dat ik er niet alleen zou voor staan. Uit ervaring wist ik immers dat er een heel team bevlogen en gedreven (vormsel)catechisten aanwezig is. ‘Ja’, omdat ik wist dat er ook twee ‘adjuncten’ bereid waren om deze opdracht mee te ondersteunen: Kathleen en Annick, bedankt!
Ondertussen is duidelijk dat het veld ‘catechese’ verschillende ‘akkers’ heeft: doopselcatechese, voorbereiding eerste communie, vormselcatechese, huwelijkspastoraal, … De voorbije decennia heeft de catechese voor elk van deze akkers een evolutie doorgemaakt. Van uit het hoofd leren van de Catechismus – en daarover examen afleggen – over het tellen en registreren van aanwezigheden in vieringen met stempelkaarten naar laten proeven en beleven van wat het christelijk geloof de dag van vandaag kan en mag betekenen binnen een geloofsgemeenschap. De boutade ‘Je wordt niet als christen geboren, je moet het worden.’ is vandaag meer dan ooit van toepassing. ‘Je moet het worden’ duidt op een proces. We mogen het geloof als dusdanig niet langer vooronderstellen, we willen en kunnen het wel voorstellen. De initiatiesacramenten – doopsel, 1ste communie (eucharistie) en vormsel – zijn daartoe kansen om jongeren uit te nodigen en warm te maken voor een christelijk leven, een leven met Christus als inspiratiebron. Kansen om – samen met ons – te groeien in geloof.
Bij het vormgeven van die catechese kan de tekst van de brief van Jakobus 2, 14-17 een leidraad zijn:
Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo ’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou hun zeggen: ‘Ga in vrede, houd u warm en eet maar goed.’, zonder hun te geven wat ze nodig hebben, wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, als het zich niet uit in daden, dood.
In die geest is bijvoorbeeld onze vormselcatechese de voorbije jaren geëvolueerd: deelnemen aan vieringen, meewerken aan de soep-op-de-stoep-actie voor de ons omringende minderbedeelden, bezoek brengen aan onze vaak vereenzaamde en geïsoleerde bejaarden in een rusthuis, samen in gemeenschap leven gedurende een weekend weg van huis, … Dit alles maakt wezenlijk deel uit van het vormselvoorbereidingstraject.
Het is duidelijk dat catechese nooit af is en eigenlijk ons hele leven kan helpen bij het groeien in geloof. De uitdagingen in dit veld zijn dan ook legio:
- Hoe kunnen we jongeren – die meer dan ooit op zoek zijn naar zingeving – een aanbod blijven doen dat hen écht aanspreekt?
- Hoe vermijden we de kloof tussen doopsel en eerste communie, tussen eerste communie en vormsel?
- Meer nog: hoe vermijden we dat het vormsel meteen ook het afscheid is van het geloof en de kerk?
- Hoe gaan we in de toekomst om met de initiatiesacramenten?
- Is er ook bij onze volwassen gelovigen nood aan catechese?
- Hoe doen we dit alles in en over de verschillende geloofsgemeenschappen van onze (ver)grote parochie heen?
Het veld van de catechese raakt ieder van ons: is het niet in ons eigen groeipad van geloof, dan is het in ons dagelijks voor-leven voor anderen. Dit alles zal in de nabije toekomst stof tot nadenken zijn voor de parochieploeg en alle andere betrokkenen. Wat mij betreft mogen onze gelovige gastvrijheid en de toegankelijkheid tot (initiatie in) ons christelijk geloof hierbij zeker niet in het gedrang komen.
Koen Boey
EVANGELISATIE
Niemand stelt zich kandidaat om het aanspreekpunt voor “evangelisatie” te zijn. Ik ook niet. “Evangelisatie” ter harte nemen, zelfs dat is al een angstaanjagend idee, omdat je weet dat je dat nooit echt kan waar maken. Maar… zo’n beslissing neem je omdat men het je vraagt. Je wordt geroepen… letterlijk! Ik had wel tien grondige redenen om ‘neen’ te zeggen. Misschien was de vraag het gevolg van mijn jarenlange actieve deelname aan de plaatselijke pastoraal. Toch zie ik de vraag niet als een verdienste. De gevolgen van mijn antwoord kan ik nog steeds niet volledig inschatten.
Vele mensen in Willebroek en omstreken zullen me allicht kennen. Rasechte Willebroekenaar, getrouwd met Thérèse, ook al vanonder dezelfde kerktoren, vier dochters en drie kleinkinderen, fulltime godsdienstleraar en coördinator in de secundaire school OLVI te Boom. Op mijn zeventiende met parochiecatechese begonnen en daarna altijd wel ergens pastoraal bezig geweest, ondersteunend of beleidsmatig.
Op 5 juni 2016 stelde Mgr. Lemmens me aan tot verantwoordelijke van “evangelisatie” in Groot-Willebroek. Ik zei toen “ja” aan de bisschop omdat ik goed omringd werd. Met een enthousiaste, kritische en warme Wijnstokploeg, werd en word ik aangemoedigd om dit engagement vorm te geven. Dat helpt enorm. Als ik hoor of zie wat mensen aan concrete inzet waarmaken in onze geloofsgemeenschappen, dan word ik soms wat verlegen. Aan tijdsinvestering verschraalt dan mijn inbreng. Ere wie ere toekomt !
Evangeliseren dus… Verwacht geen programma of beleidsvisie. Ik wil eerder een stukje evangelie met jullie lezen?
Op onze aanstellingsviering in juni las de bisschop het volgende evangelie:
(Lc 7,11-17)
- Naderhand ging Jezus naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee.
- Toen Hij de stadspoort naderde, werd er juist een dode uitgedragen, de enige zoon van een weduwe. Een talrijke menigte uit de stad was bij haar.
- Toen de Heer haar zag, was Hij ten diepste met haar begaan. ‘Huil niet’, zei Hij tegen haar.
- Hij liep naar de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij zei: ‘Jongeman, kom overeind, zeg Ik je!’
- En de dode ging rechtop zitten en begon te praten, en Hij gaf hem aan zijn moeder.
- Ontzag vervulde allen en ze prezen God. Ze zeiden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’, en : ‘God heeft naar zijn volk omgezien.’
- Dit verhaal over Hem verbreidde zich in heel het Joodse land en in de wijde omtrek.
Wat doe je in godsnaam in 2016 met zo’n verhaal ? Velen haken al af omdat een dodenopwekking wel het laatste is waar je vandaag moet met afkomen. Als Jezus mensen vandaag boeit, dan wordt zijn boodschap vaak herleid tot morele universele waarden richting naastenliefde. Maar biedt het evangelie niet méér?
Mag ik echter met jullie een stapje verder zetten?
Ik steek niet onder stoelen of banken dat de evangelist Lucas mij altijd al nauw aan het hart heeft gelegen. Hij is immers ook erg toegankelijk. Niet vreemd dat in vers 11en 12 een grote menigte getuige is van de dramatische gebeurtenis die zich voor hun ogen afspeelt.
Wat Jezus doet, zijn drie dingen:
- Hij toont begrip, medeleven en troost deze weduwe met woorden. Heel beperkt: “Huil niet”. Het hoeft blijkbaar niet met veel woorden.
- Wederom om te troosten stelt hij ook een gebaar, gevolgd door de woorden: “Kom overeind zeg ik je !”.
- En tenslotte geeft Hij in vers 15 de jongeman terug aan zijn moeder. Het mooiste wat je kan verwachten. Niet eigenaardig dat mensen in de wijde omgeving Jezus over hun tongen lieten rollen.
Als ik nu nadenk over mijn opdracht tot “evangelisatie” dan denk ik vandaag aan deze drie dingen: troosten met woorden en gebaren, mensen uitnodigen om recht te staan en ze aan elkaar teruggeven zodat er een nieuw leven achter de horizon verschijnt. Oh, denk niet dat ik deze gave heb of specialist ben. Er zijn mensen die daar veel beter in zijn dan ik. Als ik er al in luk om hen een instemmend knipoogje te geven, dan voel ik me al een gelukkig mens.
Mochten onze geloofsgemeenschappen in Willebroek er ook in lukken om knipoogjes te geven aan mensen die daar goed in zijn, christen of geen christen, kerkelijk of niet kerkelijk, dan tonen wij een open en levend christendom. Ik reik graag de hand aan mijn medeverantwoordelijken voor diaconie, voor catechese, voor het tijdelijke… die allen op hun manier hierbij accenten leggen.
De bekende psychiater Dirk De Wachter, de journaliste Mia Doornaert of de schrijver David Van Reybroeck zeggen het allemaal via sterk verschillende wegen: onze verbunkerde en geïndividualiseerde maatschappij heeft nood aan mensen met visie die opnieuw warmte brengen. “Kom overeind, zeg Ik je.”
Toen we een maand geleden met de verantwoordelijken van evangelisatie in Mechelen samenkwamen, zei Mgr. Lemmens o.a.: “Breng mensen samen en lees samen met hen stukjes uit de evangelies. Laat hen er hun leven naast leggen, luister goed en wees solidair.” Ik ben ervan overtuigd dat in Tisselt, Heindonk, Blaasveld en Willebroek mensen bereid zijn om deze aanmoedigende knipoogjes te blijven geven om mensen te doen opstaan.
Rik Patteet
TIJDELIJKE
Iets vertellen over het veld “tijdelijke”…. Waar moet je dan beginnen?
Laat me starten met een mogelijke definitie: “Het tijdelijke houdt het materieel beheer in van kerkelijke goederen: gebouwen, gelden, andere bezittingen. Dit rekening houdend met alle aspecten (veiligheid, duurzaamheid, rendabiliteit, …).Dit beheer dient juridisch en economisch correct te zijn, maar dient ook en vooral in functie van de pastoraal te gebeuren. Het tijdelijke heeft dus geen eigen doel, geen eigen finaliteit. Het doel is het materieel en duurzaam mogelijk maken van pastoraal en diaconie, zodat hier voldoende initiatieven mogelijk zijn, ook op nieuwe wegen.
Het project nieuwe wegen banen heeft 2 componenten: enerzijds een inhoudelijke vernieuwing van de pastoraal en anderzijds een herstructurering in pastorale zones (in principe 1 per gemeente), die gaan samenwerken alsof het één (gefuseerde) parochie zou zijn.
Maar, kan het niet meer zijn dan dat?
Ik vind van wel. Mijn inspiratie om dit te stellen vind ik in het evangelie van Lucas 19, 11-28: De gelijkenis van de talenten. Een gelijkenis die we allemaal goed kennen. Ik ga er graag even dieper op in.
Had de slaaf die zijn talent begroef gelijk?
Een mens gaat op reis en vertrouwt zijn bezit toe aan drie slaven, ieder naar zijn ‘dynamiek’. Degene die hij vijf talenten toevertrouwt, komt onmiddellijk in actie verdient er nog vijf talenten bij. De slaaf aan wie hij twee talenten toevertrouwt, doet hetzelfde. Hij gaat aan de slag en verdient twee talenten bij. De derde slaaf krijgt één talent, maar hij doet er niets mee. Hij gaat ver weg van de andere twee, graaft en gat in de grond en verbergt het geld van zijn heer.
Als de heer van deze slaven na lange tijd terugkomt en de slaven ter verantwoording roept, prijst hij de eerste en de tweede slaaf en belooft hen dat hij hen zal aanstellen over veel.
De derde slaaf zegt tot zijn heer: ‘Heer, ik ken u: u bent een hard mens, die oogst waar u niet hebt gezaaid en bijeenbrengt vanwaar u niet hebt uitgestrooid. Ik ben bevreesd geworden. Ik ben ver weg gegaan en heb uw talent verborgen in de grond: zie, hier hebt u het. Het is van u.’ De heer noemt de slaaf slecht en lui. Hij weet toch dat de heer oogst waar hij niet heeft gezaaid. De slaaf had het geld minstens kunnen beleggen bij de bankiers. Dat ene talent geeft hij aan degene die vijf talenten heeft. Want: ‘Aan al wie heeft zal worden gegeven en wie niets heeft: ‘ook wat hij heeft zal bij hem worden weggehaald.’ De derde slaaf wordt eruit gegooid, de duisternis in.
Het kan verbazing wekken dat we hier te maken hebben met een handelen van de heer dat inging tegen de sociale en economische regels van die tijd. De grondregel van de economie in die tijd was immers dat koper en verkoper gelijk overstaken. Je kon wel rijk worden, maar dan moest je geld uitlenen zonder rente te vragen of geld kwijt te schelden. Want anders verplichtte je diegene die je financieel geholpen had aan jou. Je kon dan je eisen stellen. Het was dus verboden om winst te maken of bij de bank rente te ontvangen. Natuurlijk weken daar heel wat mensen vanaf. De heer in de parabel gedraagt zich als een kapitalist. Bovendien schaamt hij zich er niet voor.
De derde slaaf neemt daar afstand van en bijgevolg ook van zijn kameraden. Hij kent zijn heer en weet dat hij een hard mens is en oogst wat hij niet heeft gezaaid. Hij weet ook dat in het systeem van zijn heer wie heeft, meer krijgt, en wie niets heeft bijna altijd moet inleveren. Men zou uit zijn gedrag kunnen afleiden dat hij krijgt waar hij op rekende.
De boodschap zou dan kunnen zijn: Handel dus anders, want goed ontmoet goed en kwaad ontmoet kwaad.
De parabel wordt dan gelezen als verwijzend naar de wederkomst van Christus op het einde der tijden en als een oproep tot waakzaamheid. Deze parabel zou inderdaad kunnen gaan over het laatste oordeel over de christenen!
Maar, iedereen is het er over eens dat met talent ook “geld” bedoeld wordt en dat in de letterlijke betekenis van het woord.
Bij de begrafenis van Nelson Mandela sprak ook bisschop Ziwa. In zijn preek citeerde hij uit deze parabel. Hij verklaarde zich solidair met de derde slaaf. Want deze ontmaskerde het systeem, waarin hij gevangen zat. Dat had Mandela ook gedaan. En ook hij had jaren in het duister gevangen gezeten.
Een heel andere interpretatie van de parabel dan een loutere oproep tot waakzaamheid.
Deze parabel lijkt zo wel plots voor onze tijd geschreven. Wij leven in een kapitalistische maatschappij. De oplossing in de huidige crisis wordt gezocht in het verder uitbreiden van het kapitalisme.
Maar we moeten durven aangeven dat onze aarde grenzen heeft en we niet oneindig door kunnen gaan met ons te verrijken.
Het geld even begraven, een ‘time out’ nemen en met elkaar in gesprek gaan over eventuele alternatieven. Doen we dit niet dan lopen we gevaar een mens te worden zoals de heer die oogst wat hij niet heeft gezaaid.
Maar een oproep tot een ‘time out’ zal niet populair zijn: het lot van de derde slaaf kan zo ook het onze worden.
Voor mij, als veldverantwoordelijke voor het tijdelijke, ligt de waarheid – zoals zo vaak – ergens tussen de twee in:
De kerkfabriek, vanuit haar decretale verplichtingen, moet ervoor instaan dat de eredienst kan plaatsvinden in een goed onderhouden kerkgebouw waar mensen mogen thuiskomen. Dat kan alleen door een goed beheer van de financiële middelen. Onze kerkraad bewaakt dit op voortreffelijke wijze en neemt daarvoor de nodige initiatieven.
De VPW (Vereniging voor Parochiale Werken), op zijn beurt, doet in mijn ogen veel meer dan gebouwen beheren en zalen uitbaten. Iets wat uiteraard essentieel is voor hun werking. Maar hierdoor beschikken we wel over plekken in onze gemeenschappen waar we mensen kunnen samenbrengen rond tal van initiatieven en onderwerpen. We staan hier – zeer duidelijk – al een heel eind verder af van het louter zoeken naar financieel rendement.
De grootste uitdaging voor het tijdelijke zit hem in de weg die we in de nabije toekomst zullen moeten afleggen met betrekking tot het neven bestemmen, misschien zelfs op termijn herbestemmen, van onze kerkgebouwen. Hier geldt voor mij zeker het belang van tijdig: een ‘time out’ nemen en met elkaar in gesprek gaan over alle mogelijke alternatieven. We hebben daar trouwens de voorbije periode al ruime aandacht aan besteed en zullen dit blijven doen.
Ook voor de parochieploeg, met veel oog en aandacht voor het pastorale, vormt dit een hele uitdaging. Ik zal alvast vanuit mijn “veld” altijd voor ogen houden dat we hier kiezen voor een gulden middenweg, met een geleidelijke aanpak en waarbij we inzetten op een sterke dialoog met de lokale geloofsgemeenschappen.
Guido Slaets
PASTORAALCOÖRDINATOR
Pastoraalcoördinator. Waar slaat dat op? Wie is die pastoraalcoördinator? Wat houdt die taak in, wat doet die?
Ja, voor mij was het begrip ‘pastoraalcoördinator’ ook nieuw. Het is trouwens nog een relatief jong begrip binnen de pastoraal. Eind 2013 werd in het Vlaams Parlement een nieuw decreet gestemd met betrekking tot de oprichting van pastorale zones. Door de veranderde situatie binnen de katholieke gemeenschap in onze samenleving was het aangewezen dat de vele bestaande parochies zouden proberen te groeien naar een kleiner aantal in de toekomst. Ook in het decanaat Klein-Brabant zag het vicariaat die noodzaak. Uiteindelijk zouden vier parochies overblijven: Bornem, Sint-Amands, Puurs en Willebroek. Hedwig Reyntjens is als aangesteld priester de eindverantwoordelijke voor deze vier parochies. Het is nogal vanzelfsprekend dat hij deze verantwoordelijkheid niet alleen kan dragen en daarom is er in iedere parochie, naast vier veldverantwoordelijken, ook een pastoraalcoördinator door de bisschop aangesteld. En voor Willebroek ben ik dat. Samen vormen wij de parochieploeg en samen dragen wij de pastorale zorg voor heel Willebroek.
Waarom zet een mens die stap?
Waarom begint een mens nog aan die opdracht als hij al enkele jaren met pensioen is en eigenlijk thuis rustig in een zetel zou kunnen zitten? Geen verantwoordelijkheden opnemen. De dagen nemen zoals ze komen. Genieten van de dingen die zich aandienen.
En toch … toch zeg ik dan ‘ja’. Enerzijds omdat ik niet kan stil zitten en mij wil engageren. Anderzijds omdat ik in die kerk, in dat geloof dat God vraagt je talenten ten dienste te stellen van mensen, groot geworden ben. Omdat ik in een sfeer van ‘mensen engageren zich voor mensen’ altijd geleefd heb. Ik kom uit een christelijk gezin met vier kinderen. Bij ons thuis was het heel normaal dat je naast je schoolwerk – ook als kind – iets deed voor anderen. Mijn ouders gaven daarin het voorbeeld. En zo werd ik (hoofd-)leidster in de chiro en verbondsverantwoordelijke voor de jeugdkampen bij de CM. Eens afgestudeerd werd chiro vervangen door vormselcatechese en liturgische werkgroep. Ook in mijn school zette ik mij in voor allerlei sociale projecten en voor de schoolpastoraal. Toen later hoe langer hoe meer in de kerk taken overgenomen werden door leken, werd de vraag naar groter engagement ook aan mij gesteld. Aanvankelijk was het moeilijk combineerbaar met mijn directiefunctie op school. Maar eens de schooldeur achter mij dichtviel, lagen talloze vragen van inzet in de pastoraal te wachten.
En nu is er de volgende stap: pastoraalcoördinator. Het ligt in de lijn van wat ik al allemaal deed, alleen … nu is het wel ‘officieel’, terwijl het voordien een ‘los’ engagement was. Het takenpakket is wel zeer uiteenlopend. Samenvattend kan ik stellen dat ik bruggenbouwer ben, de contactpersoon enerzijds tussen de verschillende pastorale medewerkers onderling en anderzijds tussen de parochieploeg en de gelovige gemeenschap. De bedoeling daarbij is de stimulans te zijn, de ondersteuning in het groeiproces naar samenwerking tussen de verschillende lokale antennes (Blaasveld, Heindonk, Tisselt en Willebroek). Langzaamaan, met haalbare stappen, zonder druk uit te oefenen proberen wij “tot een eenheid te komen op het vlak van het vieren van het geloof, als op het terrein van de verkondiging en van het beleven van de weg van Jezus Christus, alsook op het terrein van organisatie, financiën en administratie” zoals het decreet vooropstelt.
Het gaat om kleine en grote zorgen. Letterlijk alles kan op tafel komen.
- Er zijn de puur materiële dingen, zoals zorgen dat er verwarming is en dat de lichten kunnen branden; alle kantoorbenodigdheden voor het secretariaat aankopen; poetsbeurten in De Rank plannen en de poetsploegen dan binnen laten; vergaderruimten reserveren, lokalen opruimen en de vaat doen; verzekeringen en schadegevallen voortdurend opvolgen; de talloze facturen van Blaasveld, Heindonk, Tisselt en Willebroek controleren, betalen en problemen daarrond oplossen – wat vaak veel getelefoneer vraagt.
- Maar er is ook het werk met mensen, zoals ondersteuning van de vele vrijwilligers op het secretariaat, in de kerk, in werkgroepen; permanentie voor het aannemen van uitvaarten in alle kerken van de parochie; voorzitten van vergaderingen; in gesprek gaan met mensen, luisteren, open staan voor ideeën, overleggen en samen zoeken naar wat haalbaar is. Vaak is het in al dat ‘menselijk’ werk de weg zoeken tussen ‘zo moet het’ en ‘zo kan het ook’.
- En dan is er het pastorale werk. Geregeld overleggen met Hedwig is daarin cruciaal. Het gaat dan over informeren, ideeën uitwisselen, maar ook over plannen en vergaderingen voorbereiden; de vieringen in de Sint-Niklaaskerk voorbereiden door, in overleg, de liederen op te zoeken, de teksten van de vieringen concreet aan onze geloofsgemeenschap aan te passen en te zorgen dat mensen zich kunnen thuis voelen in onze kerk. En natuurlijk blijf ik voorganger in uitvaarten. Dat werk doe ik al sinds januari 2006 en ik doe het bijzonder graag. Het klinkt misschien eigenaardig, maar ik bedoel daarmee dat dit een dankbaar en deugddoend werk is. Mensen bijstaan en steunen in moeilijke dagen, luisteren naar hun verhaal en woorden spreken van bemoediging, troost en hoop. Dat is voor mezelf ook hartverwarmend, ook al zie en voel ik verdriet, machteloosheid en misschien zelfs opstandigheid. Maar dan horen dat familie deze momenten koestert en er bijzonder dankbaar om is, dat is een hart onder de riem en bevestigt mij dat wij daarin de goede weg volgen en er nodig zijn voor elkaar.
Bij alles wat ik hierboven schetste kan ik nog ‘enzovoort’ schrijven. Onuitputtelijk zijn de vragen op alle momenten van de dag en van de week. En het is altijd vooruitdenken om niet achter de feiten aan te lopen.
Het gaat echter niet om de hoeveelheid werk, maar wel om de geest, om de ingesteldheid waarmee ik dit doe. In de aanstellingsviering zei de bisschop mij ‘Zoek altijd wat verbindt, wat eenheid dient en wat strekt tot eer van God en van de mens.’ Dat wil ik absoluut in het vizier houden. Zuster Anne-Marie – die ik dankbaar ben omdat ik zó veel van haar geleerd heb – verwoordde het als volgt: ‘Je doet het werk niet voor jezelf, maar voor God, omdat Hij het je vraagt.’ Die woorden van de bisschop en van zuster Anne-Marie geven richting aan mijn inzet en sterken mij om vol te houden. Ik ben nogal optimistisch van aard en daarom geloof ik er ook in dat wij samen – mensen van Blaasveld, Heindonk, Tisselt en Willebroek – een dynamiek kunnen ontwikkelen om te groeien in samenwerking. De verbondenheid met elkaar kan met de tijd sterker en intenser worden. Daar wil ik ook voor bidden.
Lutgart Van Moer
