Donderdag 30 januari 2020, laatste donderdag van de maand en Gedichtendag. Eerste dag ook van de Poëzieweek, die loopt tot 5 februari 2020. ‘De toekomst nu!’ Dat is het motto.
De toekomst begint nu!
Niet alleen met de reuzensprongen van een revolutie, maar ook met de schuchtere pasjes van een peuter die voor het eerst rechtop staat, een kind dat voor het eerst alleen naar school fietst of de kerkelijke rituelen doorloopt. De eerste kus. Een geboorte of een afscheid. Poëzie is er voor elke stap die je zet in een steeds grotere wereld.
Iedereen pent wel eens iets neer dat het gewone overschrijdt: een tintelende kerstwens, een hartverwarmend woord bij een afscheid of gewoon een geslaagd zondagsgedicht bij een verjaardag. Is dat poëzie? Dat is plezier in schrijven, kwaliteit in schrijven, bestemd voor beperkte kring, wat niet betekent dat het geen waarde heeft. Ook hier, oefening baart kunst!
En een echt gedicht?
Of het nu door het land snijdt als een ploeg of het stroomt langs kleine geultjes en binnenrivieren, het doet niets ter zake. Zolang het deel uitmaakt van het wezenlijke van de mens, zit het goed. Poëzie heeft veel glinsterende kanten. Iets wat het oog, het oor of het hart lokt, zich gaat nestelen in je binnenste, je ontroert, hoort bij de betere schrijfsels. Een magisch oog haalt kleine herinneringen boven, een veer springt en gedachten duikelen, emoties vangen licht… en daar is de inspiratie. Tweede poot is dit gestalte geven via de juiste woordkeuze, ritme en rijm, klanken en beelden: een talent én een ambacht. Het is de schoonheid die ons aanspreekt, de schoonheid in groei en bloei, de schoonheid in verval en afscheid. Deze esthetische ervaring is een zingevende, eerder dan een zintuigelijke. Ze maakt dat we ons thuisvoelen in deze wereld, ze biedt troost.
Gedichten zijn erfgoed: de gekke kinderrijmpjes en de schoolgedichten die je niet verleert. Er zijn de klassiekers die je net als de sprookjes en de mythen inzicht en steun kunnen geven in bewogen levensmomenten. Je begint met ’Twee emmertjes water halen’, ’De spin Sebastiaan’ en ‘Marc groet ’s morgens de dingen’, je wordt volwassen met ‘De tuinman en de dood’, ’t Is goed in ’t eigen hert te kijken’, ’Ze stonden op het bord geschreven: het werkwoord hebben en het werkwoord zijn’ en eindigt met ‘Zoveel soorten van verdriet’. Vooral op trieste momenten weten woorden en gezangen te troosten. ‘Lascia ch’io pianga’, ‘Wilt heden nu treden voor God den Here’, een lied met een bewogen geschiedenis. Zo goed als basiskennis. En er is zoveel meer te rapen als je oog hebt voor wat er ook nu nog aan moois verschijnt. Hester Knibbe, Anna Enquist, Myriam Van hee…om drie dames te noemen. Sla de krant erop na, leen een dichtbundel in de bib of grasduin in de boekhandel… Kijk je ogen uit, lees, overweeg en geniet.
De dichter en de theoloog
Ook de Bijbel wemelt van poëzie. Gods openbaringswoorden zijn, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, vaak dichterlijk gekleurd. Het hele psalmboek is een verzameling gedichten. En in de kerkelijke en liturgische traditie is poëzie een veel gebruikt genre. Denk aan wat je zingt uit het groene Zingt Jubilateliedboek tijdens de zondagsvieringen. Denk aan Huub Oosterhuis, de man die op een eenvoudige wijze de kern der dingen kan raken, en aan zoveel anderen met een gouden pen. Niet zonder reden noemden de oude Grieken hun dichters ‘theo-logen’ (vrij vertaald: zij die spreken over God) omdat zij de onzichtbare goden op passende wijze ter sprake konden brengen. Dichters schijnen met een handvol woorden te kunnen volstaan waar hedendaagse theologen er wel driehonderd nodig hebben. What’s in a name?
We gaan het soms heel ver zoeken
en plots duikt het op dichtbij
een andere keer ontdekken wij geleidelijk
dat dichtbij zo veraf ligt
als ik helemaal alleen was
zou ik niets zoeken, niemand verwachten
dan zou ik aan mijn wanhoop ten onder gaan
ik zou doodongelukkig zijn
goddank ben ik niet alleen
vele anderen zijn er nog – veraf
enkelen staan heel dichtbij
en verwijzen naar het grote Gij
zij verzadigen niet mijn honger naar geluk
maar prikkelen mijn lust naar oneindigheid
H.E. Mertens
Als afsluiter
Als afsluiter dit vrij geestig gedicht van de Nederlandse theoloog Okke Jager, met een suggestieve titel en geschreven in 2001. Vervang de predikant door priester, de bontjas door een diervriendelijk duur alternatief, Jeugdverband door Chiro en het past perfect in ons wereldje.
Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant.
‘Ja, amen,’ zegt de boer, ‘wil spoedig komen!
Maar na de oogst want van m’n nieuw stuk land
heb ik nog nooit de opbrengst waargenomen.’
‘Ja, amen’, zegt mevrouw, ‘maar mag ik voor
de bontjas die ik gisteren zag hangen
eerst sparen en hem aandoen als het koor
een avond geeft in “Christelijke Belangen”?’
‘Ja, amen,’ zegt het kind, ‘maar nu nog niet,
ik moet nog met vakantie naar de bossen.
Maar ik zal zwaaien zodat u het ziet
als u ons onder schooltijd komt verlossen.’
‘Kom haastig, Jezus’, bidt de predikant.
‘Maar mag ik eerst die nieuwe lezing lezen
die ik gemaakt heb voor het Jeugdverband
over “Gij zult het wel verstaan na dezen”?’
De beden komen in de hemel aan.
De cherubijnen zwijgen, die ze brachten.
En Jezus vraagt: ‘Kan ik vandaag al gaan?’
Zijn Vader zucht: ‘Ge moogt nog even wachten.’
Bron: Herman Emiel Mertens, Veraf en dichtbij, mediteren in gedichten, Averbode 2001
Godelief C. – gepubliceerd januari 2020 –