Scherpenheuvel. De barokke koepel die in de verte oprijst, de geur van waskaarsen en wierook, het stijfjes aangeklede votiefbeeld, de kraampjes met scapulieren, noppen en pepernoten… Wie van ons kent dit bedevaartsoord niet? Het geliefde Vlaamse Mariabedevaartsoord in Scherpenheuvel is ontstaan uit een oeroude eikenverering. Het is een vaker geziene evolutie: ofwel hing men een Mariakapelletje aan een cultusboom, ofwel werd de boom ingebed in of rond een christelijk heiligdom.
Van een ‘heidense’ wonderboom naar een ‘vroom’ mariaoord
De eerste vermelding als bedevaartsoord dagtekent uit de veertiende eeuw. Lodewijk van Velthem, kapelaan van Sichem, schreef anno 1304 in zijn Spiegel Historael dat men ongeveer halfweg tussen Zichem en Diest een beroemde eik vereerde, die gegroeid was als een kruis. Men wendde de schors aan tegen allerlei ziekten en onheil. Van overal kwamen bedevaarders die hun pelgrimsstaf (scerpe) aan de eik hingen om duidelijk te maken dat ze dankzij de boom genezen waren. Zoals op zoveel andere plaatsen kerstende men wellicht die heidense wonderboom door er een Mariabeeldje aan te hangen en zo de brug naar het christendom te leggen. Wanneer dat precies gebeurde is niet bekend. Men weet wel dat ook aan het Mariabeeldje wondere krachten toegeschreven werden. Er is de legende van de herder die rond 1500 het beeldje wil meenemen, als het ware verlamd raakt, maar na het terugplaatsen van het beeld opnieuw kan lopen. Het ‘wonder’ wordt beschouwd als een definitief teken dat Maria vereerd wil worden op de ‘Scherpen Heuvel’ nabij Zichem. Dit relaas wordt in 1604 opgetekend door Philips Numan, griffier van de aartsbisschop van Mechelen, in zijn boek ‘Historie der Mirakelen’. Het boek verschijnt in het Nederlands, Engels, Frans en Spaans. Dit zorgt ervoor dat Scherpenheuvel in heel West-Europa bekend raakt. Men gelooft dat Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel de kracht heeft zieken te genezen, koorts te weren en zelfs boze geesten uit te drijven.
Gedurende de hele zestiende eeuw komen pelgrims uit Zichem en wijde omstreken naar het beeldje aan de eik. Het beeldje verdwijnt als in 1580 de Geuzen Scherpenheuvel binnenvallen, de strijd tussen Spanje en de Nederlanden is volop aan gang. Pas zeven jaar later wordt het beeldje vervangen door een ander Mariabeeld, dat nu nog altijd op het altaar in de basiliek staat. Met of zonder beeld, de mirakelen blijven doorgaan en de boom zelf blijft voorwerp van vurig volksgeloof. In 1602 richt men een houten kapelletje op naast de eik en wordt het vereerde Mariabeeldje daarin opgehangen. Ondanks het kapelletje met het wonderbeeldje nemen de bedevaarders nog altijd wat magische eikenschors mee. De Antwerpse bisschop Johannes Mireaus (1560-1611) ergert zich blauw aan deze bijgelovige praktijken en laat daarom in 1603 de cultuseik vellen. Aartshertogin Isabella, dochter van de Spaanse koning Filips II en kleindochter van Keizer Karel, krijgt het hout van de wondereik ten geschenke en laat er tientallen beeldjes uit snijden, naar het model van dat van Scherpenheuvel. Dergelijke beeldjes zijn overal terechtgekomen: Frankrijk, Canada, India, Engeland, Duitsland, Nederland. Al in 1603 wordt het houten gebouwtje vervangen door een stenen kapel. Ook Isabella en haar echtgenoot Aelbrecht komen op bedevaart. Maar de oorlog woedt verder. De kapel wordt geplunderd, gelukkig was het beeldje tijdig in veiligheid gebracht. Als de Geuzen in 1604 uit hun laatste bastion in Oostende verdreven worden, schenken de landvoogden Aelbrecht en Isabella als eerbetoon en dank voor Maria’s militaire tussenkomst stadsrechten aan Scherpenheuvel.
Het vorstenpaar maakt plannen voor de bouw van een groots heiligdom, waaromheen de nieuwe stad zal ontstaan. Scherpenheuvel als hét katholieke bolwerk van de Zuidelijke Nederlanden, een stad als allegorisch eerbetoon aan de Maagd en Moeder Gods. De eerste steen voor de barokke koepelkerk, de huidige basiliek, wordt gelegd in 1609, de bouw is gereed in 1627, maar de toren zal nooit voltooid worden. Op de plek waar ooit de eik stond, verrijst nu het hoogaltaar. Aelbrecht maakt de inwijding niet meer mee, Isabella komt te voet van Diest naar Scherpenheuvel voor de plechtigheid. Na de dienst werpt ze haar juwelen op de trappen van het hoogaltaar, oorsprong van de traditie van geld gooien die tot op de dag van vandaag verder leeft. Het ontwerp van Wenceslas Coberger, de hofarchitect, is rijk aan symboliek. Zeven wegen leiden naar de kerk, het grondplan is een zevenpuntige ster, 298 zevenpuntige sterren sieren de enorme koepel. Zeven is een heilig getal en de ster staat voor Maria. Nog steeds kan men in de kerk, hoog boven het altaar, de vier meter hoge, bronzen afbeelding van de oude cultuseik bewonderen. Ook op een muur van de nabijgelegen oude waterput uit 1632 staat een oude stenen afbeelding van de eik met daarop een klein Mariabeeld. Scherpenheuvel toont dus mooi de verschillende stadia van het kersteningsproces van de oude heilige eik.
Aantrekkingskracht blijft
In de loop der eeuwen blijft Scherpenheuvel zijn aantrekkingskracht behouden. De Franse bezetting tijdens Napoleon verstoort het religieuze leven sterk, maar stad en heiligdom weten zich te herstellen en tot op vandaag is Scherpenheuvel het meest bezochte bedevaartsoord van Vlaanderen. Met familie of vrienden met de auto, in groep met de bus of te voet… ieder raakt er op zijn manier.
Het ritueel van de voetbedevaart
In Willebroek was het pastoor Verbeeck die in 1955 samen met 28 moedige bedevaarders de aloude traditie hier nieuw leven inblies. Vertrekpunt was het houten Heilig Kruiskerkje, een huifkar met een dapper paard zorgde voor de bagage en deed dienst als bezemwagen. De groep bedevaarders groeide gestaag: 66, 76, zelfs tot 100. Eén paard werd vervangen door twee paarden, een tractor en later bestelwagens van sponsors. Op vrijdag 28 mei 2004 vertrok een gouden jubileumtocht met een 50-tal pelgrims. Het werd een mooie feesteditie met herinneringsmedaille. Ondertussen zijn we vele bedevaarten verder, een terugblik hierop is beslist de moeite.
Ook Tisselt heeft een mooie traditie.
Meer over deze scherpenheuvelbedevaarten lees je in een ander Leuk-om-lezen-artikel
– gepubliceerd 2016 –