GEKISSEBIS BIJ EEN SCENARIO VOOR KERST

‘Een stal? Hoezo een stal?’ ‘Nou gewoon, ik dacht; we doen het in een stal’. ‘Hoezo? Ik bedoel, dat slaat toch nergens op, de koning in een stal?’ Matteüs kijkt Lucas verbijsterd aan. Voor hun op tafel ligt de stapel verhalen…

Geboorteverhaal
Veel hebben ze van Marcus overgeschreven, beetje veranderd. Marcus zelf hebben ze nooit meer gesproken, hij is ook een stuk ouder dan zij, hun wegen zijn gesplitst. Dan is er nog een stapel met verhalen van iemand die ze niet kennen, weer andere verhalen. En ze kennen ieder zelf natuurlijk ook nog wat verhalen over hem. Matteüs beweert dat hij hem zelf gekend heeft. Telkens vertelt hij over de eerste ontmoeting, voor zijn huis, het tolhuis. Lucas doet er dan maar het zwijgen toe. Hij heeft hem niet zelf gekend, heeft alles uit tweede hand, van Paulus met wie hij meereisde als arts. Die stapel verhalen moet een boek worden. Over hem. Maar de laatste tijd hebben ze iedere keer onenigheid. De één wil dit, de ander wil dat. Het wil niet meer zo lukken samen. Lucas vindt dat het wel lijkt of Matteüs alleen voor joden schrijft, telkens haalt hij die profeten er weer bij. ‘Daar kunnen de mensen in Klein-Azië toch niks mee’, zei Lucas telkens, ‘die hebben hele andere godsdiensten met andere verhalen…’
En nu moet er een geboorteverhaal komen. Bij een groot man hoort een passende geboorte, daar zijn ze het over eens. Matteüs begint: ‘Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar; het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven. Het recht zal hij zuiver doen kennen.’ Lucas kijkt hem zuchtend aan, hij weer, met grote woorden van een profeet. ‘Ik dacht meer zoiets als: ‘Het geschiede in die dagen in Nazaret dat…’’. ‘Nazaret?!’ onderbreekt Matteus hem. ‘Ja, lijkt me wel wat’, zegt Lucas, ‘Zijn achternaam is ‘van Nazaret’, dan zal hij wel uit Nazaret komen, niet?’

De Messias komt
Maar Matteüs is het er niet mee eens. Bethlehem moet het zijn. De stad waar David vandaan kwam en tot koning gezalfd werd door Samuël. David, toonbeeld van de goede rechtvaardige koning. Naar David werd de messiasverwachting gevormd, eeuwen later, toen er geen goede koningen meer waren en het volk verlangde naar een rijk van recht en vrede. Een rijk dat geleid zou worden door de koning aller koningen, een mens bijna God gelijk, de Messias, Christos, Christus… ‘Maar’, gaat Matteüs enigszins plechtig verder, ‘nog vóór wij van Bethlehem spreken, moet het duidelijk zijn dat deze man de voltooiing is sinds den beginne. Laten we daarom met geslachtslijsten beginnen. Van Abraham tot deze geboorte in 3 x 2 x 7 geslachten, getallen die de vervolmaking ten top uitdrukken. Symbolischer kan het niet.’ Dat gaat Lucas allemaal veel te ver, ‘Die stal…’ begint hij weer.
Geboorte van een koning in een stal?
We laten de twee mannen alleen met hun gekissebis. Het zal er wel op uitdraaien dat ieder zijn eigen boek over hem gaat schrijven. Dat er uiteindelijk twee geboorteverhalen komen. Niet dat ze ooit echt samen hebben gezeten om een boek over hem te maken, dat is een bedenksel. En dat Matteüs tollenaar was en Lucas arts, gaat terug op volksgeloof. Maar toch …
Toch heeft Matteüs een punt. Een stal? Waarom laat je een koning geboren worden in een stal? Als u en ik dat verhaal hadden geschreven, dan hadden we toch wel wat anders verzonnen? Hij, profeet en priester, koning der koningen, gekend in zijn land en wereldwijd, aangekondigd door een engel, zou geboren worden in een paleis. In een wieg met witte wollen dekentjes, omringd door beminnelijke nanny’s, melk en honing én lichtvoetige cherubijntjes. Niet in een stal. Bij een groot man hoort een passend geboorteverhaal.

Wat voor een man wordt dit kind?
Hij is de mens die zegt: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Hij is de mens die zegt tegen de man die tot niks komt in zijn leven. ‘Pak je bed op en wandel’ en de man komt in beweging. Hij is het, die het meisje dat dood gaat van angst nu ze vrouw gaat worden, weer op haar benen zet met de woorden ‘Meisje, sta op’ en ze voelt zich herboren.
Deze mens is het, die niet terugschrikt voor de lepralijder. Deze mens is het, die zegt tegen Martha, die gebukt gaat onder het vele werk en klaagt over haar luie zuster: ‘Maak keuzes, zus, maak keuzes, slechts één ding is echt nodig’. Deze mens is het, die tegen de man in de boom zegt: ‘Bij jou, ja bij jou, kom ik eten’. En het kan hem niet schelen dat mensen straks zullen fluisteren dat hij met hoeren en tollenaars eet. Deze is het, die de rijke jongeling aanraadt om zich van zijn bezit te ontdoen, zoals een kameel zich moet ontdoen van zijn bepakking voordat hij door de nauwe stadspoort kan.

Oog en oor voor kleine mensen
Zo gaan de verhalen over wie hij was. Geen mens die grote systemen heeft bedacht, politiek beleid heeft gemaakt, boeken geschreven, oplossingen voor wereldproblemen heeft voorgesteld. Geen voorzitter in de vergadering van wereldleiders, geen hoofd van een kerk, hoewel we dat er later wel van gemaakt hebben.
Hij was een mens op wie de woorden van Jesaja van toepassing waren: ‘Hij zal het geknakte riet niet breken en de kwijnende vlaspit niet doven.’ Het riet, de vlaspit, dat waren mensen. Mensen die vóór hem stonden. Meestal letterlijk. Kleine mensen, verdrietige, boze, eenzame mensen, gemene, verwarde, ondeugende en bange mensen, rijk, arm, hebberig, vertwijfel en zoekend. Mensen zoals jij en ik.

BRON : Nico ter Linden ‘De geboorte van J.C. en andere kerstverhalen’, Uitgeverij Balans, 2013

gepubliceerd december 2019