ZUSTER MARIA VAN VALCKENISSE – EEN MYSTERIEUS VERHAAL

Het leven van Maria Van Valckenisse – Maria Margaretha der Engelen of de Lekkende Non  leest als een verrassend verhaal. Van rijke jongedame uit de hogere Antwerpse kringen naar vrome kloosterlinge met een geur van heiligheid. Haar relieken intrigeren, zowel in Willebroek als in het Nederlandse Oirschot.

Geboren in Antwerpen
Maria Van Valckenisse was een uiterst vrome en zeer rijke jongedame, geboren te Antwerpen op 26 mei 1605 . Haar vader Philips Van Valckenisse was secretaris van de stad Antwerpen .
In 1624 trad ze als Maria Margaretha der Engelen toe tot het Antwerpse klooster van de Karmelietessen . Op 21 mei 1624 verliet ze op 19-jarige leeftijd de Karmel in Antwerpen en stichtte met twee medezusters, Anna van Sint-Theresia en Maria van Jezus, een nieuw klooster in Oirschot , gelegen tussen Tilburg en Eindhoven in Nederland ( Karmel Blijendaal ). Oirschot lag toen in ‘ons’ land , de Spaanse Nederlanden. Hoewel het verdrag van Munster in 1648 niet duidelijk was werd door de Staten-Generaal in die regio met de protestantisering begonnen .

Reeds tijdens haar leven een heilige
Na verloop van tijd slaagde de zuster karmelietes erin het lijden van andere personen over te nemen . Maria Margaretha had voorspellende dromen en had ook de gave van de bilocatie, dat betekent de mogelijkheid van op twee plaatsen gelijk te zijn. In 1654 zou ze de stigmata hebben ontvangen . Stigmata zijn wonden op het lichaam op dezelfde plaatsen als de wonden die Jezus werden toegebracht bij Zijn dood aan het Kruis . Dit alles werd in dienst gesteld van de strijd tegen het protestantisme voor de bekering van de ‘ketters’ en voor het behoud van het Katholieke geloof .
Maria Margaretha had reeds tijdens haar leven de reputatie een heilige te zijn . Zo zou ze tot God gebeden hebben om haar lichaam na haar dood in olie te veranderen, zodat ze voor Hem eeuwig kon branden in de Godslamp in de kerk. En ja, God verhoorde haar bede .

Overleden op 52-jarige leeftijd
Toen ze op 5 februari 1658 op 52-jarige leeftijd overleed, moest men voor de begrafenis wachten op de komst van haar broer, die in Engeland verbleef. Haar lichaam werd opgebaard in de kloosterkapel. Gedurende vijf en een half jaar druppelde een welriekende ( geur van heiligheid ) olie uit haar lichaam, olie die door haar medezusters zorgvuldig in schaaltjes en flesjes werd opgevangen. Het lichaam vertoonde geen enkel teken van bederf, volgens de Katholieke kerk een bewijs van heiligheid van de overleden persoon .
Die olie diende niet enkel voor de Godslamp maar werd ook bij ziekten en kwalen ter genezing aangewend. Van alle kanten kwamen zieken naar Oirschot. De Franse koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning, verzocht in 1663 de Staten-Generaal om wat olie ter genezing van zijn zieke dochter.

Gevaar voor de Gereformeerde Religie
De Algemene Staten in Den Haag zag in deze verering een gevaar voor de Gereformeerde Religie en besloot bij geheime resolutie om het lichaam op 10 juli 1663 door 160 soldaten ‘s nachts te laten ontvoeren en naar Den Bosch te brengen voor ‘wetenschappelijk onderzoek’ . De hele operatie was bedoeld om een einde te maken aan wat de protestantse overheid ‘toverij’ noemde . Alles werd in twijfel getrokken en in de nacht van 4 op 5 augustus 1663 werd het lichaam onder een dikke zerk in een verzegeld graf gelegd in de Sint-Janskerk in Den Bosch. Zelfs de broer van Maria kreeg met de hulp van de Spaanse gezant het lichaam niet vrij.

Relieken
De Oirschotse Karmel was inmiddels opgeheven. De relieken werden door de gevluchte zusters mee naar België gebracht en op verschillende plaatsen bewaard, in Willebroek, Mol en Leefdaal, die plaatsen waar kloosters gesticht werden . In 1795 werd het gebeente opgegraven en naar Leefdaal overgebracht.
In het klooster in Willebroek in de Kloosterstraat werden flesjes met olie en een houten kist met haar kleding en met olie doordrenkte doeken bewaard. De Aartsbisschop van Mechelen vereerde het klooster met een bezoek.
Op 30 juni 1783 moesten de zusters het klooster te Willebroek verlaten als gevolg van een edict van keizer Jozef II. Dit klooster werd in 1786 op last van Jozef II verkocht. De hof van het klooster werd een bleekweide en de brede gracht die erlangs liep, noemde de volksmond ‘de nonnenvijver’. Later dempte men de wal en werd op een gedeelte van het vroegere kloosterpand het Vredegerecht gebouwd.
De relieken die in Willebroek aanwezig waren werden in bewaring gegeven aan de toenmalige pastoor Johannes Benedictus De Clerck . Deze priester was pastoor in de Sint-Niklaaskerk in de bewogen periode van de Boerenkrijg en was in 1792 ook stichter van het klooster en school in een huis naast deze kerk. Later kwamen de relieken in het bezit van de zusters Dochters van Maria die ze doorgaven aan de kerkfabriek van de Sint-Niklaaskerk. Deze relieken bevatten een reliekkast met opvangbekertjes, linnen opvangdoeken en flesjes met olie. Verder is er de houten kist met kleding . Hierbij hoort een geschreven briefje dat op een kledingstuk in de houten koffer met spelden is vastgemaakt, waarschijnlijk ook al enkele honderden jaren oud .In 1812 kreeg de kerk van Oirschot vier flesjes, die daar nog steeds bewaard worden. Sindsdien werden er door de bisschop van ’s Hertogenbosch vergeefse pogingen gedaan om zuster Maria Magdalena zalig te laten verklaren. Hiervoor is één mirakel nodig.

Luc Lauwers

gepubliceerd mei 2019

Relieken van Karmelietes Maria Margartha der Engelen ( °1605 +1658) in bezit van de kerkfabriek Sint-Niklaas Willebroek . Links de reliekkast met opvangbekertjes , linnen opvangdoeken en flesjes met olie. Rechts de houten kist met kleding , bovenaan ziet u een bruine wintermouw , die tijdens koude periodes over de witte linnen habijtmouwen werd gedragen en ook nog doosjes met daarin flesjes en relieken . Onderaan een geschreven briefje dat op een kledingstuk in de houten koffer , met spelden is vastgemaakt, waarschijnlijk ook al enkele honderden jaren oud .