Kerstmis: een bezinningstekst, een gedicht, een bedenking uit het veld en een letterlijke en figuurlijk blik op de ‘kerststal’.
ONDER ONS SLAAT HIJ ZIJN TENT OP
In de prachtige ouverture van het Johannesevangelie, de proloog genoemd, staat er een indrukwekkende zin: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”. Exacter vertaald: “Het heeft onder ons zijn tent opgeslagen”.
Kerstmis vieren, wat betekent dit?
Kerstmis vieren betekent dat we jubelend en dankend belijden dat het goddelijk mysterie zich onder ons bevindt in de gestalte van een mensenkind. Dat drukken wij uit met de beelden zowel van een woning als van een tent. Zwervende nomadische volkeren zullen eerder getroffen zijn door het beeld van een tent. Het is mooi om zien hoe nomaden in beweging komen. Wanneer de grasplekken in de woestijn door de dieren kaal gevreten zijn, pakken ze al hun spullen bijeen, vouwen de tentzeilen op, beladen de ezels en trekken ze verder. Ze zoeken nieuwe, malse weiden op. Eenmaal daar beland, houden ze halt en spannen hun tenten weer op.
Sedentaire volkeren zijn vanzelfsprekend eerder geboeid door het beeld van een vaste woning. Ze hopen dat iedereen uiteindelijk een eigen huisje en een tuintje bezit. Ze zijn er niet mee gediend voortdurend te moeten verhuizen. Met Kerstmis luisteren we getroffen naar de boodschap dat de Onuitsprekelijke, de Onzichtbare zich naar mensen toe definitief geëngageerd heeft. Onder ons, ja, in ons mensen, heeft hij zijn verblijf genomen. Het Woord is vlees geworden in Christus Jezus, kwetsbaar en broos, vergankelijk en sterfelijk, zoals wij. We moeten hem voortaan niet zoeken ‘hoog en ver van ons vandaan’ , maar heel dichtbij in mensen om ons heen, in de geglobaliseerde mensenfamilie.
Eertijds trokken de Israëlieten vele jaren door diverse woestijnen in de richting van het Beloofde Land. Op hun tocht begingen ze vele stommiteiten, waren hardnekkig, opstandig en ontevreden. Ze knoeiden met het verbond dat God met hen aanging. De Heer hernieuwde zijn verbondsrelatie met hen en bleef zijn koppig volk toch altijd weer verder leiden. Op de lange tocht werden vele rustfasen ingeschakeld. Niet minder dan 42 pleisterplaatsen deden ze aan.
Stilstaan en weer verder
Telkens stond er dan: “Het volk sloeg zijn tenten op, bleef daar een tijdje in een schaduwrijk oord en trok weer verder”. Telkens horen we ook dat de Heer zelf zijn tent opsloeg bij hen. Mozes en zijn volk konden hem contacteren in de ontmoetingstent. De Eeuwige liet hen niet in de steek. Hij liet hen nooit vallen en bleef de stuwende stem in hun collectief bewustzijn. Kom vooruit , we gaan verder! Eenmaal aangekomen in het zo lang Beloofde Land, werd uiteindelijk door koning Salomo de tempel gebouwd. De Eeuwige, het goddelijke mysterie vond er een woning onder zijn voortaan sedentair geworden volk. Toch was die tempel, waar de beeldloze God woonde nooit een definitieve verblijfplaats. Nooit was het een heilige ruimte waar de Heer zelf als het ware gevangen zat. Toen de tempel door de Babyloniërs verwoest werd en grote groepen Judeëers naar het Tweestromenland gedeporteerd werden, verliet de Eeuwige zijn tempel en trok mee in ballingschap met zijn geliefde mensen.
Hij bleef beweeglijk. God is niet vast te leggen in één beeld, in één voorstelling, in één begrip, in één lied, in één gebed, in één theologie. Ook in ons geloof voltrekt zich door de jaren heen een grote evolutie. Onze voorstellingen van het goddelijk mysterie zijn altijd onderhevig aan een voortdurende ontwikkeling. Zo niet blijven we hangen in nietszeggende en kinderlijke beelden. De duizelingwekkende vooruitgang van de wetenshap dwingt ons de Eeuwige te herkennen in het grenzeloze heelal met zijn miljarden lichtjaren en zwarte gaten. Hij is de Immanente en Transcendente, de alles Overstijgende en Inwonende, mateloos veraf en tevens onvoorstelbaar dichtbij.
Thuiskomst
Met Kerstmis zijn we diep getroffen, verheugd en verbaasd, ongelooflijk gelukkig en dankbaar omdat de Eeuwige zijn tent onder ons heeft opgesteld, meer nog, dat Hij in ons, mensen, voortaan definitief thuis gekomen is. Dat Hij alle ervaringen van ons menselijk leven, zowel de aangename als de bittere, zowel de leuke als de pijnlijke, met ons deelt, op zich neemt en doorleeft. Ons leven en onze dood. De levende, verrezen Heer Jezus, de kosmische Christus, is onder ons de “Emmanuël”, de God-met-ons. Dat is de grondslag van ons christelijk leven. Hij woont niet naast ons, niet ergens in de buurt, maar heel diep in ons. Onder ons kampeert hij als in een tent, logeert hij als in een woning. In beide gevallen blijft hij ongrijpbaar beweeglijk.
Kerstmis: in Christus Jezus, met wie wij één lichaam vormen, is God mens geworden.
We ontmoeten hem telkens weer in het gelaat van de ander en in de gemeenschap van mensen.
Wilfried Rossel – gepubliceerd december 2019
HET KERSTKRIBBETJE
De vlammen stonden bevend en bedeesd
te branden in de kerstboom, en daaronder
eerbiedig aangetreden om het wonder
de ezel en de os, het brave beest.
En Jozef ook, misschien het allermeest
verwonderd over wat er met en zonder
hem was gebeurd, maar blozender, haast blonder
en blijer dan hij ooit nog was geweest.
Maria in Mariablauw en wit,
de wijzen uit het oosten met geschenken.
zou iemand aan iets lelijks kunnen denken
bij zoveel moois en liefelijks als dit?
Er blonk een ster. Herodes was te vroeg.
Het kindje had nog heel wat voor de boeg.
Kees Stip
KERST, WAAR GAAT HET AL WEER OM?
Waar gaat het ook al weer om met kerst? Vrede op aarde. Al zingend besluiten we daar elke kerstviering ook mee in het lied Ere zij God. Het is een mooie gedachte, een ideaal. En het is de uiting van een diep verlangen. Wat zou het ons leven gelukkiger maken als we in vrede leven met de mensen om ons heen, maar ook met onszelf, zouden leven. Dat… we warme en liefdevolle mensen zijn. Dat… we niet verkild zijn door de ervaringen die we aan het leven hebben opgedaan. We verlangen naar een wereld waarin iedereen blij kan zijn, waar niemand vergeten wordt, of onderdrukt, of misbruikt. Een wereld waar geen geweld, geen honger, geen armoede, geen ziekte is, geen dood. En tegelijk zegt onze ratio dat dat onmogelijk is, dat het nooit anders worden zal. Heb je wat aan dit realisme? Met Kerst bestrijden we alle onheil evenwel met kracht, voor tenminste twee dagen, met twee middelen die we in onszelf opdiepen: liefde en hoop. En misschien wel met geloof, hoop en liefde. Huub Oosterhuis heeft over het opdiepen van de liefde in jezelf een gedicht geschreven dat heet ‘Aan de mens’:
Boom, je stam was koud en bloot
in de winter leek je dood.
Komt de zomer vuur en vlam
bloeien rozen aan je stam.
Mens, wat ben je dood en koud
als je niet van mensen houdt.
Zonder liefde vlam en vuur
is je leven kort van duur.
Zonder lachen, licht en lied
zonder liefde gaat het niet.
Mensen, leef toch en godweet
vind je liefde bij de vleet.
Het gebeurt tóch?
We bestrijden met kerst alle onheil met liefde en met hoop. Wat is dat laatste ten diepste? We hoorden daarover in een beroemd gedicht dat toegeschreven wordt aan Vaclav Havel, de dissidente en vervolgde schrijver die na de val van het communisme president mocht worden van Tsjecho-Slowakije. Is hoop soms dat je maar blijft denken: eigenlijk weet ik wel beter, maar tegen beter weten in blijf ik me voorstellen dat het tóch gebeurt? Hoop is, zegt Havel, een kwaliteit van de ziel, onafhankelijk van wat er in de wereld gebeurt. Het is een gerichtheid van de geest. Zoals je ook sceptisch of cynisch ingesteld kunt zijn, zo kan je je ook instellen op een houding van hoopvol in het leven staan. Je hoeft niet geforceerd optimistisch te doen, want zegt Havel: hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is de zekerheid dat iets zinvol is, afgezien van de afloop.
Even vrede, hier en nu…
En zo doen we met kerstmis alsof het wél anders kan worden, omdat het zinvol is dat te hopen. We laten het even voor het moment gebeuren. Als het dan niet blijvend vrede, verdraagzaam, vriendelijk, vrolijk kan zijn, dan toch hier en nu, even, voor dit kerstfeest. Als we dan niet meer echt in God kunnen geloven, dan toch even, hier en nu. En wij laten God gewoon gebeuren, door deze dagen goedheid, vrede, vriendelijkheid de wereld te laten regeren, althans in ons huis, met onze kring van familie en vrienden. Huub Oosterhuis zegt dat zo mooi: Het alledaagse, gewone leven is vindplaats van God. God is mens geworden, niet in mooie theorieën of allerlei gedachtenspinsels, maar, gewoon, in de zoon van een timmerman.
een bedenking uit het veld – gepubliceerd december 2019

DE KERSTSTAL
De stal
Tussen de mensen, in de herberg, is er geen plaats meer voor hen. Ze wijken uit naar een stal voor de dieren, waar hooi en stro liggen, maar ook mest en troep. Waar de geur van de stal en de warmte van de dieren een zekere geborgenheid bieden en waar ze zich een beetje thuis voelen. Daar waar normaal dieren geboren worden, wordt nu een kind geboren. Hier speelt het dagelijkse leven zich af met zijn hoogte- en dieptepunten. Dieren maken plaats voor mensen, ze gaan uit de weg, maar blijven toch dicht in de buurt. De stal is het beeld van ons innerlijk. Niet altijd even netjes, soms bevuild, hoogte- en dieptepunten… Ook daar wil Christus zijn licht laten schijnen. Je mag gerust zijn: Jezus neemt je zoals je bent en wil in jou een woonplaats vinden.
Een kribbe
Maria legt haar Kind in een kribbe, in een voerbak. In plaats van voedsel ligt er nu Jezus… Jezus, die zichzelf zal geven als voedsel, als brood om van te leven. De kribbe is gemaakt van wat ruw hout, door één of andere herder vlug in elkaar getimmerd. Op dat ruwe hout legt Maria de kleine Jezus neer. Ze blijft naar Hem kijken vol bewondering…
Zovele jaren later zal ze toekijken hoe haar Kind op het ruwe hout gelegd wordt, maar nu zonder liefde of goede zorgen, hardhandig en doorboord met de spijkers van haat… De kribbe is een voorafbeelding van het kruis, en duidt als het ware het lot van Jezus aan.
Maria wikkelde haar pasgeboren naakte Kind in doeken. Wanneer Jezus gestorven is en van het kruis gehaald wordt, zal ze, samen met de andere vrouwen, met grote zorg het naakte lichaam van Jezus een laatste maal in doeken wikkelen…
Os en ezel
Hoewel nergens in het evangelie geschreven staat dat er een os en een ezel in de stal aanwezig waren, zegt reeds Origines (†254 na Christus) dat er een verband is tussen de tekst van Jesaja en de geboorte van de Heer in de stal: ‘Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester, maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip’ (Jes 1, 3). Terwijl het Joodse volk niet beseft dat Jezus de beloofde Messias is, herkennen os en ezel wel hun Heer en Meester in het Kind dat in de kribbe ligt.
De kerkvaders, waaronder Gregorius van Nyssa (†394 na Christus), zien de os en de ezel als symbolen voor het Jodendom en het heidendom. De os staat voor de Joodse wet waaraan hij gebonden is als aan een juk. De ezel symboliseert de heidense mens die onwetend is van het heil en de last van de afgodendienst draagt. Tussen os en ezel in ligt dan het goddelijke Kind dat zowel joden als heidenen bevrijdt van hun juk en van hun last.
De O-Antifonen
Elke dag bidden de priesters en kloosterlingen het brevier ofwel het getijdengebed. Bij het avondgebed, ook wel vespers genoemd, bidden ze dan de Lofzang van Maria ofwel het Magnificat. Dit lied zong Maria toen ze bij haar nicht Elisabeth op bezoek was en de beide vrouwen met elkaar de vreugde deelden van hun onverwachte zwangerschap: “En Maria sprak: ‘Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd (…)’” (Lc 1, 46-56).
Voorafgaande aan dit gebed wordt er een korte antifoon of refrein gebeden. Nu zijn er zeven zogenaamde O-Antifonen die allen beginnen met de uitroep ‘O’, en die van 17 tot en met 23 december gezongen worden. Hierin wordt het verlangen naar de komst van de Verlosser op ontroerende wijze uitgedrukt. Deze O-Antifonen vormen een acrostichon, dit is een gedicht waarvan de beginletters een spreuk vormen. De beginletters van de O-Antifonen, te beginnen bij de laatste en opklimmende tot de eerste, vormen dan de woorden ERO CRAS wat betekent: Morgen zal ik (bij u) zijn. Die morgen is dan 24 december wanneer we op kerstavond de geboorte van Jezus mogen vieren.
17 december: O Sapientia…
18 december: O Adonai…
19 december: O Radix Jesse…
20 december: O Clavis David…
21 december: O Oriens…
22 december: O Rex gentium…
23 december: O Emmanuel…
Priester Steven Barberien – gepubliceerd december 2019