Oorsprong en geschiedenis
Advent is afgeleid van het Latijnse advenire (naderen) en adventus (komst). Deze woorden werden gebruikt bij de troonsbestijging van de keizer, het eerste officiële bezoek van een vorst of de komst van een godheid naar de tempel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat christenen net deze term kozen om de periode aan te duiden, waarin we de komst van Jezus op aarde, zowel in het verleden als in de toekomst, verwachten.
In het jaar 380 n.C. wordt voor het eerst melding gemaakt van de Advent in de kerkelijke geschriften van het concilie van Zaragoza. Volgens deze documenten was de adventspraktijk gangbaar binnen het christendom. Het is pas vanaf de vijfde eeuw dat we er zeker van kunnen zijn dat Advent ook daadwerkelijk gevierd wordt. Toen bepaalde bisschop Perpetuus van Tours dat er in de periode van 1 november tot 6 januari drie maal per week gevast moest worden. Vermoedelijk werd dit gebaseerd op een Oosterse traditie waarbij men gedurende die periode alle weekdagen vastte.
Hoogstwaarschijnlijk houdt deze vastenperiode verband met het feest van de Epifanie, dat in de Oosterse kerk een belangrijke doopdatum was. Net zoals men 40 dagen voor Pasen vastte, werd ook in deze periode een veertigdagentijd ingelast.
Het gebruik verspreidde zich via Spanje en Galicië naar Rome, het centrum van de Westerse kerk. De duur verschilde van streek tot streek (4 tot 6 zondagen voor de advent) en ook de inhoud was verschillend van streek tot streek. In Rome stond het Kerstmotief centraal, terwijl men in Gallië meer aandacht schonk aan de eindtijd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze tijd als een tijd van boetedoening werd. De liturgische kleur is nu nog altijd paars. De derde zondag van de Advent noemt men gaudete, naar het eerste Latijnse woord van het intredevers (Verheug u altijd in de Heer. Nog eens: verheug u! (Fil 4,4)). In plaats van een paars gewaad, draagt men dan meestal een roze, wat reeds verwijst naar de vreugde van Kerstmis.
Betekenis
Sinds het tweede Vaticaans concilie wordt de Advent gezien als een tijd van voorbereiding. Niet alleen op de viering van de menswording van Jezus met Kerstmis (eerste komst), maar ook een hoopvol uitzien naar zijn wederkomst (tweede komst). Daarom is de Advent ook een tijd van verwachting.
De liturgie wordt voornamelijk bepaald door het evangelie, maar ook de thematiek van de andere teksten zijn hierop afgestemd. Meestal wordt er gelezen uit de profeet Jesaja en het evangelie wordt meestal gekozen uit de teksten over Johannes de Doper. Beide figuren worden gezien als aankondigers van de Messias. Op de vierde zondag komt Maria als de verwachtende naar voren.
Adventskrans
In deze periode van het jaar wordt het later licht en vroeger donker. Bovendien is het dikwijls heel koud, waardoor men liever binnen blijft. Dikwijls steekt men de haard of de kachel aan of brandt men kaarsjes om het binnen gezellig en warm te maken.
Het gebruik van de adventskrans heeft zijn wortels in de Germaanse cultuur. De Germanen vierden winterzonnewende, het heiligste feest van het jaar. Het leek dat omstreeks 22 december de zon een aantal dagen stilstond aan de hemel: de zon werkte niet. Gedurende deze periode werkten de Germanen niet, uit eerbied voor de zon. Dit werd symbolisch uitgedrukt door een wagenrad aan het plafond van het huis te hangen, versierd met groene takken.
Ieder jaar vreesden de Germanen dat het licht en daarmee het leven zou uitdoven. Maar ieder jaar hoopte men dat de zon weer verder zou draaien. Om die hoop te ondersteunen brandden de Germanen grote vuren om de zon te ondersteunen. Deze vuren waren tegelijkertijd ook bedoeld als grondige reiniging van zichzelf, het huis en de haard, als afweermiddel tegen boze geesten en duisternis en om de zon en het nieuwe jaar welkom te heten. Een ander gebruik hierbij was dat men van stro en takken een rad maakte, als symbool van de zon. Dit rad werd in brand gestoken.
De adventskrans is een christelijke symbolische uitdrukking van verwachting en hoop. Het gebruik kent zijn oorsprong in de kloosters, waar men in de duistere kamers extra licht creëerde voor de advent. Voor de gelegenheid versierde men de lichtboog met groene takken en kaarsen. Met Kerstmis werd deze krans omhoog gehangen als een kroonluchter.
De meest gekende krans is de groene krans met vier rode kaarsen en het rode lint, tekens van leven en liefde, hoop op licht. Elke zondag van de Advent wordt 1 kaars meer aangestoken. Dit symboliseert de toename van het licht, het overwinnen van de duisternis, het groeien van de hoop en de verwachting naar de komst van de messias. Rood is de kleur van het leven, maar ook van de liefde en de hartstocht. Groene takken staan symbool voor het nieuwe leven na de koude winterdagen, voor hoop en leven, die ons, door de menswording van Gods zoon, in overvloed wordt geschonken.
Als men streng de kleuren van de liturgie volgt, dan plaatst men op de krans 3 paarse kaarsen en 1 roze kaars. De Advent is namelijk ook een tijd van inkeer en boete. Een andere mogelijkheid zijn gekleurde kaarsen, geordend van donker naar licht (vb. blauw, groen, oranje, geel).
De adventskrans is een christelijke, symbolische, beeldende uitdrukking van verwachting en hoop. Het woord advent, komt van het Latijnse ‘adventus’ wat ‘de komende’ betekent, ‘God komt naar ons toe’. In de geboorte van Jezus herkennen christenen de menswording van God in de wereld. Hij is voor hen een ‘lichtend’ voorbeeld om naar te leven. Jezus’ daden werden door mensen als een ‘licht’ in de ‘duisternis’ van hun bestaan ervaren. In hem herkenden ze Gods ‘licht’ voor de mensen.
Christenen zeggen van Jezus: ‘Hij is het licht van de wereld’. Eveneens is de Advent de periode van verwachting van Jezus’ wederkomst op aarde. De lezingen uit de bijbel in de periode van de advent verwijzen naar duisternis en licht in het leven.Ze doen ons stilstaan bij wat wij als licht en donker in ons eigen leven ervaren. We lezen er: ‘De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan’ (Rom 13,12) en ‘Het volk dat rond dwaalt in het donker ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op’ (Jes 9,1).Met het komen van Jezus met Kerstmis wordt de hoop levend dat het licht het wint van de duisternis. Nu en ook op het einde van ons leven en op het einde der tijden.
De Advent telt altijd vier zondagen voor Kerstmis, maar omdat Kerstmis,altijd op 25 december valt en niet per se op een zondag, kan het aantal weekdagen verschillen. De Advent duurt op zijn kortst drie weken en één dag.
De zondagen van de adventstijd heten 1e, 2e, 3e, 4e zondag van de Advent. De eerste zondag is traditioneel ook de eerste dag van het nieuwe kerkelijke jaar. In de Kerk begint het nieuwe jaar dus met de eerste zondag van de advent. In de liturgie vormen Advent, Kerstmis, Onnozele Kinderen (28 december), het Feest van de Heilige Familie (zondag tussen kerst en nieuwjaar), Driekoningen (6 januari) en het Doopsel van Jezus (zondag na 6 januari) samen de ‘Kerstkring’.
Eens zal het licht hier schijnen,
Van oost tot west
van zuid tot noord
Dan zullen schaduwen verdwijnen
-Bob Dylan-
De adventskalender
Advent… dat is toch de maand voor kerst waarop je elke dag een chocolaatje mag eten uit zo’n kartonnen kalender? Klopt! Maar het is nog veel meer. Het is een oude traditie, die in eerste instantie weinig met snoep of chocola te maken heeft.
In 1839 begon de Duitse theoloog Johann Hinrich Wichern, die kinderen uit arme gezinnen opving, met een kerstkrans met 24 kaarsen. Hij maakte de krans omdat de kinderen hem vaak vroegen wanneer het nu eindelijk kerst was. Nog steeds werd er iedere zondag een grote kaars aangestoken, maar ook brandde er elke dag een kleine kaars. Het begin van de adventskalender?
Een adventskalender met luikjes begint op 1 december. Iedere dag een luikje openmaken: een tekening vroeger, een snoepje, een prullaria nu? Wie herinnert zich niet de nostalgische adventskalender versierd met zilverglitters, met deurtjes voorzichtig opengepeuterd werden en die elk jaar moeizamer dicht gingen? Nu is het meer consumptie en wegwerp of een eigen creatie. Van sokjes tot doosjes en van zakjes tot enveloppes. Soms heeft het nog iets met het christelijk geloof te maken, maar ook niet-christenen gebruiken de kalender als een leuke manier om (met de kinderen) af te tellen naar Kerst. Hebt u er al eentje in huis?

ADVENT – LICHT IN ONZE DUISTERNIS
Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur
Hoeveel kaarsen worden er dagelijks wereldwijd aangestoken? Heel wat, het gebeurt in kerken en bij mensen thuis. In alle religieuze tradities speelt licht een belangrijke en positieve rol. Overal op deze aarde proberen mensen met kaarslicht de duisternis uit hun leven te verdrijven. Dan gaat het om verdriet, verlies, pijn, verlatenheid of angst die de overhand dreigen te krijgen. Je voelt de duisternis. Je kan je niet oriënteren, alles is zwart, het is koud, er is geen lichtpuntje waar je je op kan richten. Het is goed om dan die zang uit Taizé te kunnen zingen: ‘Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft’ om vervolgens de daad bij het gezongen woord te voegen. De flakkerende vlam wordt een hoopvol teken van troost, genezing, geborgenheid, warmte, geluk en zoveel meer.
De zekerheid dat het licht altijd terugkeert
Wie wel eens een wandeling is gaan maken aan het einde van de nacht en de terugkeer van het licht en de zon beleeft, ondergaat een overweldigend natuurgebeuren. Alles om je heen wordt langzaam zichtbaar, het zwart en grijs verandert in kleur. Een stralende rode ochtendzon doorbreekt de melkwitte mist. Een herfstige middagzon koestert het park, de tuin, jezelf. Het licht brengt warmte en doet je ook beseffen dat alles ervan groeit. De groeiende aan- of afwezigheid van het licht doet de seizoenen wisselen. Dat we het kerstfeest verbinden met de winter en met licht en donker zegt veel over het duister in onszelf. Het brengt ons in contact met onze hunkering naar vreugde, liefde en goedheid. ‘Het volk dat in duisternis wandelt, zal een schitterend licht zien. Zij die in het donker wonen, worden door een helder licht beschenen’ (Jesaja 9).
Licht en duisternis, dag en nacht
Het licht is nooit los verkrijgbaar. Zonder het duister bestaat het niet. Nooit is alles wit en nooit is alles zwart. Hemel en hel, goed en kwaad zijn altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden als Yin en Yang. Yin heeft altijd Yang in zich. Het goede heeft altijd het kwade in zich en omgekeerd. De geboorte van Jezus roept op dat er iemand is die hem wil ombrengen. Er is het stralende licht van de Eeuwige en een menigte van engelen, maar God verschijnt ook als een vluchtelingenkind en in de diepste armoede, met een voederbak van beesten als een wieg. Het licht ontleent zijn betekenis aan de duisternis. De duisternis kan maar een betrekkelijke plaats innemen door de zekerheid dat het licht zal terugkeren.
Advent, hoe vullen we dat in, in deze tijd? Vandaag snakken we, meer dan ooit, naar iets of iemand die rust brengt in ons hart. Misschien kan de adventstijd ons even laten stilstaan en bezinnen over waar wij ons nu bevinden.
Vertrouwen wij – onvoorwaardelijk – in Gods Liefde, of hebben we alle vertrouwen in Gods
Liefde verloren – want zie maar wat er allemaal in de wereld gebeurt- . Hangen we ergens tussenin of zetten we ons er radicaal tegen af? We leven in zo’n complexe wereld, een wereld die door middel van alle media een dorp lijkt. Iedereen weet wel mee te praten over iets wat er waar dan ook ter wereld gebeurt. Een wereld waar heel dikwijls de negatieve dingen heel breed uitgesmeerd worden en het
positieve op de achtergrond verdwijnt. Waarom? Uit sensatiezucht of angst?
Het moet toch mogelijk zijn om zelf dat negatieve om te draaien door meer vertrouwen te
hebben in het goede, dit aan te wakkeren, te laten groeien, denkpatronen te veranderen, …
en zo het positieve de bovenhand te geven?
Dàt kan en is zeker een mooie uitdaging in deze adventstijd. Denken en werken aan het positieve, het goede voor een betere toekomst. Echt de moeite 😉
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.
Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.
lied 487, oude liedboek, Huub Oosterhuis