Drie verschillende invalshoeken: Eeuwige roem.., een bezinning; Twee boterhammen eten…, een geschiedenis en Een tocht van 40 dagen... samen op weg.
——- EEUWIGE ROEM…. TOT MORGEN ——-
De vastenperiode is een tijd van bezinning. We hoeven niet elke dag met onze neus op de werkelijkheid van de dood gedrukt te worden, zeker niet, maar het is toch wijs dat we soms ook eens nadenken over de vergankelijkheid en de kortstondigheid van ons menselijk leven. Me dunkt dat men vandaag de dag nogal vlug, bij geleverde knalprestaties, die we nota bene warm toejuichen, vlotjes en loslippig spreekt over ‘geschiedenis schrijven’ en het verwerven van ‘eeuwige roem’. Het getuigt van realisme om met dergelijke formuleringen wat zuiniger om te springen en het opgefokte taalgebruik temperen.
De levensadem
We slaan er even de bijbel op na. In het oudste scheppingsverhaal staat er :
“ In de tijd dat God, de Heer aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God de Heer, had het nog niet laten regenen op de aarde en er waren geen mensen om het land te bewerken. Wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte God, de Heer de mens. Hij vormde hem uit stof uit de aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen” (Gen.2,4b-7).
Als een ijverige, kunstvaardige arbeider boetseert de Heer de mens uit klei.
“Lieve boetseerder, trek mij uit de klei”, dicht Huub Oosterhuis. Het mensenwezen wordt gemaakt. De mens is nog niet geslachtelijk gedifferentieerd. God vormt, letterlijk vertaald, een aardeling, een grondeling. Er is nog geen sprake van man en vrouw. Elke mens is as. Wij zijn allemaal leden van de familie As, of Akkermans of Van der Aarde. Vroeger had ik zelfs een Nederlandse collega, die pater As heette…
In het bijbelse verhaal is er pas sprake van een man en een vrouw na de spitsing, na de deling in twee helften, twee zijden.
Elke aardeling bestaat uit twee elementen: bevochtigd stof, dus enerzijds klei én anderzijds de levensadem van de Heer.
De Heer blaast zijn eigen levensadem in de neus van de mens. Prachtig beeld! Bij elke ademhaling ontvangt de mens de levenskracht van God. Bij elke uitademing geeft hij het leven terug. Meestal onbewust krijgen we eerst vitaliteit en schenken we daarna dankbaar de levensgeest terug. Vierentwintig uren op vierentwintig, slapend of wakend leven wij bij de gratie van de Heer.
Het ritme van de ademhaling is een vraag en een antwoord, een smeekgebed en een dankgebed, een ontvangen en een teruggeven, een constant heen en weer, een ononderbroken hulde van de Eeuwige die ons in leven houdt. Zolang de levensadem ons bezielt, ons staande houdt, mogen we energisch en hartelijk meewerken aan de uitbouw van het Rijk Gods, aan betere verhoudingen in de maatschappij.
“De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer” (Psalm 103,15.16).
We leven allemaal graag. We dromen en hebben onstuimig lief. We hopen terecht op een gelukkig en lang leven. Wie zei ook alweer dat de kinderen die nu geboren worden, zeker 120 jaar zullen worden?
Maar de psalmist richt zich weer tot de Heer: “Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst. Ontneem hun adem en het is met hen gedaan, dan keren zij terug tot het stof dat zij waren. Zend uw adem en zij worden herschapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat”(Psalm 104,29.30).
De gelovige psalmzanger beseft maar al te goed dat het menselijk leven broos, kortstondig en hachelijk is. Het leven vliegt met een razende snelheid voorbij.
Een waaier van beelden
Met vele beelden proberen we enigszins vat te krijgen op het mysterie van leven en dood. Sommigen beweren dat het leven van de mens niet meer is dan “een ietsje aan de rand van het niets”. In het boek De bekeerlinge’, spreekt de auteur, Stefan Hertmans, over het leven als een stuurloos zwalpend vlot dat door de sterke stroming naar een bruisende waterval afdrijft. Iemand anders beweert dat het leven een rookpluim is die bij hevige wind uit de schoorsteen vliegensvlug verdwijnt. Weer anderen gebruiken het beeld van de dauw op de velden die bij de eerste zonnestralen opdroogt.
Een gelovige interpretatie heeft het over een herschepping, een nieuwe geboorte, een grote reis, een overtocht naar een andere oever, een nieuwe ster aan het firmament ‘daarboven’, een opname in een nieuw leven, een kus van de Eeuwige, een bij de hand gevat worden door de Eeuwige.
Iemand zei: “Bij de dood neemt God de mens van de ene hand in de andere”.
In het sceptische boek Prediker, die beweert dat alles lucht en leegte is, vinden we op elke bladzijde de wijze raad, regelmatig aan het einde van het sterfelijk leven te denken. Memento mori. Dit belet hem niet, de mens aan te sporen tot krachtdadig handelen, hard werken, van de morgen tot de avond en als het kan, te genieten van de zon, een stevige, lekkere maaltijd, fijne kledij, een lieve partner. Geniet volop van het leven: niet woest en wild, maar geraffineerd en matig. De menselijke aftakeling beschrijft hij op een heerlijk poëtische manier. Elke mens komt aan de beurt, op een eigen wijze. Alles wat eertijds zo onmisbaar en kostbaar, zo nuttig en dierbaar was, gaat er aan. Er rest één troost en wat voor een: “Je jeugd en je jonge jaren zijn al snel voorbij. Geniet toch van het leven, voordat het zilverkoord wordt weggenomen, de gouden lamp gebroken, de waterkruik in stukken valt, het scheprad bij de put wordt stuk gebroken, wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven” (Prediker 12,6-8). De cirkel is rond. In het afsterven wordt de levensadem gewoon weer teruggeschonken aan de eigenaar. Dit is geen zwartgallig cultuurpessimisme maar kan men gelovig realisme noemen. Daarenboven noemt Jezus de oerbron van alle leven…Vader. We staan nog voor verrassingen.
Gelovig houvast
Pronken met ‘eeuwige roem hier op aarde’, kan lachwekkend, komisch en potsierlijk overkomen. Wat een illusie! Kijk enkele jaren verder en je gedachtenis is vlug vervaagd, gaat de mist in en is weldra volledig uitgewist. Standbeelden verkruimelen of worden neergehaald. In steen gebeitelde namen worden wazig en onduidelijk. Onze blauwe planeet is niet meer dan een petieterig stofdeeltje in een grenzeloos complex van heelallen, die miljarden lichtjaren van elkaar verwijderd zijn. Elke seconde worden minstens 60.000 sterren geboren. Als gelovigen vermoeden we dat we door een fascinerend en ontstellend levensmysterie omgeven zijn, dat we Vader noemen. Zo heeft Jezus ons geleerd te bidden.
In en boven een duizelingwekkend energische evolutie bestaat er een alomvattend levensmysterie dat ons gunstig gezind is, ja ons draagt en liefheeft. Wedden dat het waar is? De psalmist zegt het gebald: “Heer, uw vriendschap is mij meer dan het leven” (Psalm 63,4).
Dames en Heren As, geef je in vertrouwen over aan dit uiteindelijk mysterie.
Wilfried Rossel – gepubliceerd maart 2017 –
——- VASTEN – TWEE BOTERHAMMEN ETEN… ——-
Twee boterhammen eten, naar de derde tasten… zo spreekt de volkswijsheid. Doelbewust afzien van voedsel of andere genoegens, vertelt het woordenboek. Het zuiveren van het lichaam, het loskomen van het materiële, het zich openstellen voor de goddelijke boodschap, meent de kerk. Deze laatste visie is als een rode draad terug te vinden in diverse culturen en religies, zowel in een ver verleden als hier en nu. In vogelvlucht het begrip vasten binnen de joods-christelijke traditie.
Vasten was al bij de joden bekend: dagen van inkeer als herinnering aan of ter voorbereiding van belangrijke gebeurtenissen. Het Oude Testament noemt als belangrijkste vasten- en boetedag Jom Kippoer, de Dag der Verzoening, tot op vandaag gevierd. Ten tijde van Jezus was het onder de vrome joden gebruikelijk als teken van soberheid maandag en donderdag te vasten. Het Nieuwe Testament vertelt ons hoe Jezus in die traditie 40 dagen en nachten in de woestijn doorbrengt: voorbereiding van zijn leven onder het volk én een zich openstellen voor de kracht en de boodschap van zijn God.
De vroegchristelijke kerk nam de joodse praktijk om tweemaal per week een dag te vasten over, maar verschoof de vastendagen naar woensdag en vrijdag. Woensdag ter herinnering aan het verraad van Judas, vrijdag als verwijzing naar Goede Vrijdag. Sommige streken kenden zelfs een derde vastendag: zaterdag of maandag. Vasten als voorbereiding op Pasen werd vroeg in de tweede eeuw gangbaar. Het vasten beperkte zich tot de drie dagen voor Pasen, en na uitbreiding tot de volledige Goede Week. Pas aan het einde van de derde eeuw kleurde men de 40 dagen voor Pasen in als een doorlopende tijd van vasten en boete. Op vastendagen at men aanvankelijk pas bij zonsondergang (de vergelijking met de ramadan dringt zich op), later verschoof de kerk het tijdstip naar drie uur in de namiddag en vanaf de veertiende eeuw naar de middag. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat de kerk door haar vastenperiode de moeilijke overgangstijd tussen winter en lente elegant een meerwaarde wist te geven. De oogst aan graan, noten en fruit, het gepekelde of gezouten vlees was met mondjesmaat opgegeten, de kippen nog niet aan de leg, het was woekeren met het voedsel dat nog voorhanden was. Met de ruggensteun van de kerk werd nood een deugd.
In het spoor van die vastentraditie ontwikkelde zich in de loop van derde en vierde eeuw binnen het christendom een nieuwe levenswijze: strenggelovige mannen trokken in navolging van Jezus de woestijn in, ze kozen voor een hard leven van eenzaamheid, armoede en gebed. Toen een aantal van deze asceten of heremieten mekaars gezelschap zochten, ontstonden leefgemeenschappen: de eerste kloosters, een fenomeen dat trouwens ook in andere culturen bestaat. De gewone gelovigen ontsnapten niet en kregen hun deel van de onthouding. Vanuit Rome verspreidden zich de Quatertemperdagen: boete- en vastendagen ter heiliging van de vier jaargetijden. Quatertemper betekent immers ‘vier tijden/seizoenen’. Ze namen ongetwijfeld de plaats in van de heidense feesten gekoppeld aan het ritme der seizoenen. Per seizoenswissel namen de gelovigen drie boete- en vastendagen in acht: woensdag, vrijdag en zaterdag. De Quatertemperdagen werden gehouden in de week na de eerste zondag van de vasten (lente), in de Pinksterweek (zomer), in de derde volle week van september (herfst) en in de week na de derde zondag van de advent (winter). In hoeverre de gewone mens, die vaak in barre tijden moest trachten te overleven, zich rigoureus al deze voorschriften hield, is zeer de vraag. Toch is het een absolute zekerheid dat het kerkelijk jaar het ritme en de kleur van de dagen en weken bepaalde. Vleesloze dagen, verstervingen of bannen van lekkere of plezierige zaken, oproep tot gebed, het was alomtegenwoordig. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) doofde deze traditie. Een zelfde weg verging het de vastenpraktijken die gebonden waren aan het toedienen van de sacramenten. Het gebruik om de hostie op de nuchtere maag te ontvangen, zit bij de ouderen onder ons nog stevig in het geheugen verankerd.
Het bevreemdt ons nu hoe de katholieke kerk tot ver in de twintigste eeuw vastgehouden heeft aan uitgebreide vastenpraktijken, gefixeerd in gedetailleerde voorschriften. Ze werden hier, ver van Rome, met de nodige zin voor souplesse toegepast, in zuiderse streng katholieke regio’s hadden ze een betere voedingsbodem en leven een aantal gebruiken verder. Denk aan Semana Santa in Sevilla of dichter bij ons de boetprocessie van Veurne. Vrijdag visdag, – en in de vasten kwam woensdag de vrijdag gezelschap houden – stond echter ook aan onze fornuizen buiten kijf. De gelovige werd geacht geen vlees van de dieren van het land te eten, om toch aan kracht en energie te komen waren vis of eieren het enige alternatief. Sommigen hielden er een levenslange ‘visallergie’ aan over. Het Vaticaans Concilie gooide de ramen open. Een aantal uitgeholde tradities werden tegen het licht gehouden. Hedendaagse inspiratie en de behoeften en noden van de tijd bliezen ze desgewenst nieuw leven in.
Wat rest is een andere invulling van het begrip ‘vasten’, een invulling die zowel het individu als de wereld nu ten goede wil komen. Vasten kan een persoonlijke weldaad zijn voor lichaam en geest. Mediaverslaving, frivole bijkomstigheden, dagdagelijkse sleur, het ongewilde dat ons leven wel leuk maakt maar ons doet indutten, in hoeverre houden ze ons in hun greep? Een dag zonder televisie, internet of een glas wijn kan confronterender zijn dan een garnalenslaatje. Vasten kan een weldaad zijn voor de onmiddellijke en verre omgeving. Wie zijn we, wat doen we hier, zitten we op het juiste spoor? Hoe verantwoord is onze voetafdruk: hoe beperken we onze negatieve impact op het milieu, op de andere aardbewoners, hoe brengen we de balans tussen de materieel gegoeden en diegenen die met lege handen in het leven staan terug een beetje meer in evenwicht? Te voet gaan, een winkelnamiddag schrappen, meer dan je overschotten delen, toch wel even luisteren naar het verhaal van die verwaaide illegaal, ook dit betekent in je vel snijden.
Het aantal vastendagen is fel ingeperkt. De oude vastentijd die begint met het askruisje van Aswoensdag en eindigt met Pasen, noemen we tegenwoordig de 40-dagentijd. Voor wie de rekensom wil maken: 46 dagen min 6 vastenvrije zondagen is 40. Als strenge vastendagen blijven Aswoensdag en Goede Vrijdag overeind. Alle vrijdagen blijven onthoudingsdagen, in te vullen aan de hand van bovenstaande tips of beter nog naar eigen godsvrucht en vermogen. Vasten en ontgiften, donderdag veggiedag, onthaasting, inperking van groei, twee dagen per week zonder alcohol, kiezen voor een meer sobere levensstijl, het zijn keuzes die meer en meer veld winnen in het leven van de ontkerstende westerling. Binnen de kerk en het geloof zijn het oude tradities met een extra dimensie.
Godelief – gepubliceerd 2016 –
——- EEN TOCHT VAN VEERTIG DAGEN ——-
Veertig dagen op weg naar Pasen, om dichter te komen naar wie ons hart verlangt. We gaan de weg samen, samen met vele medechristenen, niet alleen in onze eigen parochie, maar in verbondenheid met een wereldkerk, mensen van overal, van alle kleuren en rassen. Een lange ‘gunstige tijd’ om het leven ‘anders’ te bekijken en te ervaren.
‘Moge de as jou aansporen om op te staan en nieuw te leven’
De liturgie neemt ons bij de hand om ons te begeleiden tijdens deze reis.
Op Aswoensdag lieten we ons tekenen met een askruisje. Het verbranden van de palmtakjes die het hele jaar door onze kruisbeelden getooid hebben. Symbool voor het verbranden van alles wat ons scheidt van God. Maar in het ritueel zit ook de aansporing tot een hernieuwd leven.
Vanaf Aswoensdag werd in de lezingen reeds de toon gezet, hoe onze tocht naar Pasen kan verlopen. Ik wil jullie niet ontmoedigen, maar de tocht kan wel heftig worden. Wat van ons gevraagd wordt, is ook niet niks. Bidden, aalmoezen geven en vasten zullen onze stapbroeders zijn. Ze gaan met ons mee om ons op koers te houden. Wie ooit al een meerdaagse staptocht door de bergen gemaakt heeft, weet het maar al te goed. Het is elke dag vroeg opstaan om tijdig aan te komen. Luisteren naar de signalen van het weer, uitkijken dat je niet struikelt en je niet kwetst. Maar de voldoening is groot als je het eindpunt bereikt. De veertigdagentijd is niet anders. Het vraagt discipline om je oren en je ogen wijd open te houden om te observeren, te luisteren en te ontmoeten.
Bidden
Het heeft meer met luisteren te maken dan met praten. Het volstaat om zich van tijd tot tijd af te zonderen om Gods stem te horen diep in ons hart. Bidden is vertoeven in Zijn aanwezigheid en luisteren naar datgene wat Hij vraagt aan ons. God wil met ons in gesprek gaan om ons te waarschuwen voor wat ons bedreigt wanneer we egoïsme en eigengereidheid in ons laten opstapelen. Hij spoort ons aan om al onze nutteloze energie om te buigen tot iets goeds.
Aalmoezen geven: ‘Laat je linkerhand niet weten, wat je rechter doet’
Veertig dagen om te oefenen in solidariteit en te delen met hen die een leven in armoede moeten doorbrengen. Een solidariteit tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden. Maar Jezus geeft dit een heel andere dimensie, Hij voegt er iets aan toe. ‘Laat je linkerhand niet weten, wat je rechter doet’ ( Lk, 6, 3).
Het goede doen betekent dat we elke berekening achterwege laten. Niet wijzelf zijn belangrijk, maar het welzijn van de anderen moet onze drijfveer zijn. Het is goed dat er grote solidariteitsacties opgezet worden en dat de media daar hun medewerking aan verlenen. Maar Jezus waarschuwt ons. Want het succes en de publiciteit hebben soms meer met onszelf te maken. Het streelt ons ego om te laten zien hoe goed we wel zijn. Trap niet in deze valkuil.
Vasten: van nooit genoeg naar bewust en verantwoord gebruik
Tot slot behoort vasten tot de kern van een leven als christen. Leven in matigheid, het middel om zichzelf terug te vinden zodat men zich opnieuw op het wezenlijke kan richten. Vasten dient ter concentratie, om gevoelig te worden en zich te verinnerlijken. Vasten is ook een oproep om spaarzaam en ecologisch met onze aarde om te gaan. De mentaliteit van ‘nooit genoeg’ ombuigen naar ‘genoeg’, van ‘eigen verdienste’ naar ‘delen’, van ‘verkwisting’ naar ‘bewust en verantwoord gebruik’.
Het wordt een boeiende tocht met de pelgrimsstaf in de hand en de reiszakken gevuld vol goede moed. Dankzij de versterving van onze eigen verlangens, gebaren van solidariteit en veel momenten van gebed zullen we optrekken naar Pasen. Zo zal Hij ons leren om ons oude leven af te leggen en als een nieuwe mens te herrijzen.
Paul Van Assche- gepubliceerd maart 2016 –