‘Wees gegroet, Maria, vol van genade. De Heer is met u.’ Deze episode uit het evangelie waarin de aartsengel Gabriël Maria aankondigt dat zij de zoon van God ter wereld zal brengen, is een van de meest afgebeelde momenten uit het leven van de Moeder Gods, de tweede in rang in de hemelse hiërarchie.
Eén aankondiging – verschillende benaderingen
Soms – zoals in het overbekende schilderij van Fra Angelico (Firenze 1395- Rome1455) – zie je Maria heel devoot en ontvankelijk knikken. Soms – zoals in het altaarstuk voor de kathedraal van Siena van de Italiaanse meester Simone Martini (Siena 1284 – Avignon 1344) – zie je Maria ineenkrimpen en terugwijken van de zelfzekere boodschapper met een toch wel vreemde missie. We zien haar gestoord in de dagelijkse bijbellezing, de duim gepriemd tussen de bladzijden. We zien de vaas met lelies als symbool voor haar maagdelijkheid. We zien de olijftak in de hand van Gabriël, verwijzing naar Noah en de duif. Het werk werd geschilderd in 1333, een tijd waarin Europeanen zich dolgraag verdiepten in hun hang naar het wonderbaarlijke.

De Maria uit het werk van de Nederlander Ruud Bartlema (°1944) zit er veel meer ontspannen bij. Ze weet wat er in de wereld te koop is, lijkt een sterke persoonlijkheid die met een open blik de toekomst in kijkt. De boodschap verbaast haar niet, het is hààr kans om actief een inbreng te hebben in het evangelieverhaal. Geen doetje, zo lijkt het toch. Of zijn het onze ogen die dit willen zien?

Hoe zag Maria er uit?
Maria is van alle tijden en van iedereen. Hoe ze wordt afgebeeld, bepaalt de heersende cultuur van het land. Een onderdanige blik, schuchter of zelfzeker? Twintig eeuwen lang gaven gelovige handen en meer wereldse kunstenaars haar vorm: in kerken, kloosters en kapelletjes, op bedevaartsplaatsen, op straathoeken en in huizen. Ze nam soepel trekjes en taken van haar voorgangsters uit andere religies over. Ze spiegelde zich naar de vrouwen van de landen waarin ze vereerd werd: huidskleur, kapsel, ja zelfs jurk. In vele opzichten is ze de meest invloedrijke en de meest afgebeelde vrouw ter wereld. Daar kan geen popster tegen op. Je zou haar een cultureel en religieus icoon kunnen noemen, een ‘grande dame’ die ook in de literatuur en muziek haar sporen nalaat.
Wat vertellen de schriften over haar?
Een vraag waar we weinig antwoord op weten. De bekendste verhalen over Maria worden verteld in de vier evangelies. Maar er zijn ook de apocriefe evangelies, vroeg-christelijke boeken, waarin Maria terug te vinden is. Dat zij uit het geslacht van David stamt en dus illustere voorouders heeft, weten we. Maar dat haar moeder Anna maar liefst driemaal getrouwd was en drie dochters heeft gekregen, is minder bekend. Kort nadat de kleine Maria op driejarige leeftijd aan de tempel was toegewijd, stierf Joachim. Anna bleef dus alleen in huis achter. Ze verlangde naar weer een kind om zich heen en huwde met Cleopas. Ook bij hem kreeg zij een dochter, die zij weer Maria noemde: voor haar een constante herinnering aan haar oudste dochter. Ook Cleopas stierf. Anna huwde voor de derde keer – al moet zij nu toch al aardig op jaren zijn geweest – en wel met een zekere Salomas. Bij hem kreeg zij een derde dochter, die zij weer Maria noemde. Deze wordt van de beide andere Maria’s onderscheiden door haar Maria Salome te noemen. In de late Middeleeuwen en de vroege Renaissance werden deze drie Maria’s aangezien voor de drie Maria’s die onder het kruis stonden.De tweede Maria in bovenstaand verhaal zou vier zoons gehad hebben. Zij worden in het evangelie betiteld met ‘Jezus’ broeders’. Het blijken dus neven te zijn. Dat is meteen een mooie verklaring voor het feit dat Maria geen kinderen meer zou hebben gekregen. De derde Maria, Maria Salome, trouwde met Zebedeus. Dat klopt met de evangelies. Zij kregen twee zonen: Jakobus en Johannes. De laatste wordt beschouwd als Johannes de evangelist. Maar met deze uitweiding – het lijkt wel een koffiekransjespraatje – zijn we ver afgeweken van de eerste Maria.
Maria op een piëdestal
De behoefte om haar toch beter te kennen, haar dichter naar ons toe te trekken was zo groot dat talrijke legendes en volksvertellingen de hiaten opvulden. In deze wonderverhalen staat Maria altijd aan de kant van de zoekende, eigenzinnige en struikelende mensen.
De voorbeeldfunctie die Maria opgedrongen werd, is niet gering. Voor jonge meisjes en vrouwen is zij het gedienstig, verlegen meisje in een schoon en opgeruimd huis. Voor moeders is zij het summum wat een moeder moet zijn: liefde, bezorgdheid, het zich wegcijferen voor het Kind. In het jaar 649 werd tijdens het Concilie van Lateranen de eeuwigdurende maagdelijkheid van Maria vastgelegd. Theologisch klinkt het fraai: de Maagd Maria. Een verwijzing naar een bovennatuurlijke geboorte van een goddelijk persoon is ook in oudere religies gebruikelijk. Het benadrukt de verheven status. Maar het christelijke dogma ondervond nogal wat weerstand. Via ingewikkelde theorieën probeerde de kerk de maagdelijkheid van Maria uit te leggen.
Maria als spiegel voor onze levensweg
Ingewikkelder hoeven we het niet te maken. In het leven van de bijbelse Maria herkennen we ervaringen die een mens op zijn levensweg opdoet. Ze is moeder van mensen en moeder van God. In staat om de nietige mens te begrijpen, te troosten. Een veilige haven, en – met permissie gezegd – een oer-moeder/godin die in alle religies terug te vinden is.
De engel voert de regie
De engel is een constante in het bijbelse levensverhaal van Maria. Nog voor haar geboorte brengt hij haar ouders bij elkaar. In de tempel voedt hij het meisje Maria. Een goddelijk teken duidt haar aan als vrouw voor de weduwnaar Jozef. De engel vertelt haar dat ze de moeder van Gods zoon zal worden. In de geboortenacht verkondigt een schare engelen de geboorte van het Kind. Tot slot dragen engelen Maria aan het einde van haar leven naar de hemel. Als dat geen fraaie rode draad is?
Nathalie