Sinds begin 2014 staat in de groene ruimte links naast de Sint-Niklaaskerk het stenen Christusbeeld van Tony Blickx. Jarenlang hield het de wacht bij de H.Kruiskerk, na de sluiting hiervan maakte het de overstap naar de tuin van de centrumkerk.
Het beeld is gemaakt door Tony Blickx, zoon van de Mechelaar Theo Blickx (1875-1963). Tony groeide op in een kunstzinnig milieu. Zijn vader was kunstschilder, beeldhouwer, leraar- directeur aan de Academie van de stad Mechelen. Herman De Cuyper – schilder, beeldhouwer en dorpsgenoot – behoort samen met zijn Mechelse vrienden Rik Wouters en Ernest Wijnants terecht tot zijn bekendste leerlingen. Jaarlijks komen heel wat bezoekers uit binnen- en buitenland de werken van deze gedreven en getalenteerde Blaasveltenaar bewonderen in het museum aan de Mechelsesteenweg.
De manier waarop men Christus uitbeeldde, onderging in de loop der tijden een hele evolutie, gekoppeld aan het godsbeeld van de gelovigen. In de vroeg-christelijke kerk waren gewoon geen afbeeldingen, alleen symboliek : de duif met de olijftak of de vrede, het schip of de reis naar de eeuwigheid, de vis (het Griekse woord hiervoor Ichtus vormt de beginletters van Jezus Christus, Gods Zoon en Redder) en de (goede) herder (Christus). De bijbel keurde immers nadrukkelijk het maken van godenbeelden af. De islam hanteert trouwens nog steeds dit verbod. In onze religie werden die strenge verboden geleidelijk uitgehold en tegen de vijfde eeuw waren voorstellingen van Christus, zijn apostelen en andere heiligen vrij algemeen.
Aanvankelijk verschijnt Christus als een jonge Griekse filosoof en ook als kind, tezamen met zijn moeder Maria. Uit de afbeeldingen van Jezus als leraar en wetgever ontstond in de zesde eeuw het beeld van Chrisus als ‘pantokrator’, de Allenheerser. Wie Griekenland of de Slavische landen bezocht, vergeet nooit de fresco’s uit de Byzantijnse en orthodoxe kerken: een Christus die vanuit de kerkkoepel met een boek in de hand streng op de gelovigen beneden neerkijkt.
Vreemd maar waar: de eerste afbeeldingen van de gekruisigde Christus verschijnen pas in de vijfde eeuw. Een eerste voorbeeld is te vinden op de houten deuren van de Sint-Sabinakerk in Rome (circa 430). Vanaf de negende eeuw wordt de afbeelding van een stervende Christus vrij algemeen. Het Gero-kruis (965-970) in de Dom van Keulen is het oudste grote beeldhouwwerk van een gekruisigde Christus ten noorden van de Alpen. De crucifix (Latijn cruci fix = aan het kruis vastgemaakt) wordt het symbool bij uitstek van de katholieke kerk. Met deze afbeelding benadrukken zij de opoffering van Christus. Protestanten geven de voorkeur aan een kruis zonder de figuur van Jezus, daarmee leggen zij het accent op de wederopstanding.
Vanaf de achttiende eeuw zien we Christus steeds vaker met vlammend en gewond hart, het typische ‘H.Hartbeeld’ uit de tijd van het rijke Roomse leven. Aan de basis van deze verering liggen de visioenen van Marguerite-Marie Alacoque (1647-1690), Franse kloosterzuster en mystica. De toenemende industrialisatie van negentiende en twintigste eeuw dwong de kerk in een nieuwe rol, het geloofsleven buiten het kerkgebouw kalfde af, de encycliek Rerum Novarum is hét middel om de band met de arbeider terug aan te halen. H.Hartverering zou persoonlijke vroomheid met sociale actie en naastenliefde stimuleren.
Begin twintigste eeuw werd op de berg bij de Braziliaanse stad Rio de Janeiro het 38 meter hoge beeld van Christus, de Verlosser, ingewijd. Christus heeft de armen wijd geopend en kijkt vol liefde neer op de stad, met haar goede en kwade kanten. Hij is gekomen voor het geluk van alle mensen. Mogelijk heeft deze uitvoering Blickx geïnspireerd voor zijn Christus? Tijden evolueren, in religie zo goed als op alle andere vlakken van het leven. Hoe christenen Christus afbeelden laat steeds weer verschillende kanten zien van zijn persoon, is telkens weer een poging om een antwoord te geven op de vraag: ‘Wat betekent Hij voor ons?’
– gepubliceerd 2016 –
