KLOKKEN, DE SOCIALE MEDIA IN DE KERKTORENS

De Kerk in Vlaanderen heeft eerlang beslist dat het aantal parochies hier zal dalen van 1 800 naar 400 – een zware en ingrijpende beslissing – met in zijn kielzog ongetwijfeld een aantal zwijgende klokken. De komende jaren zullen enkele honderden kerken een andere bestemming krijgen of gesloopt worden. Hiervoor zijn alvast veel praktische argumenten aan te voeren. Toch een kleine kanttekening hierbij. Kan er geen onderscheid gemaakt worden tussen fusies en opheffing van parochies enerzijds en het sluiten van kerken anderzijds? Priestertekort kan reden zijn om een parochie op te heffen, maar niet om een kerk terug te brengen tot profaan gebruik, vrome en toegewijde leken kunnen immers effectief zorg dragen voor de kerk als gewijd gebouw en als teken van hun christelijke geloof, zoals in andere tijden en op andere plaatsen eeuwenlang gebeurde. Of er nu veel of weinig zondagsmissen worden opgedragen, of het kerkgebouw nog langer nodig is of niet, is in deze discussie eigenlijk irrelevant. Kerkgebouwen op zich maken deel uit van het materieel erfgoed van de West-Europeaan, gelovig of niet meer gelovig. Maar, gezien we eerder met een lijdende dan strijdende kerk te maken hebben, zullen vermoedelijk in veel kerken de klokken niet meer geluid worden. Het klankenlandschap in Vlaanderen zal dus schraler worden. Niet iedereen zal dat erg vinden. Voor sommigen is klokgelui de opdringerige manifestatie van een katholieke Kerk op haar retour. In die visie vervalt de rol van de klok zodra het kerkgebouw geen liturgische functie meer heeft. Maar velen voelen het anders aan. De klank van de klok maakt immers deel uit van ons collectief geheugen.

Al sinds de vroege middeleeuwen luiden klokken in Europese torens

Aanvankelijk waren ze de onverbiddelijke stem van het kerkelijke en burgerlijke gezag en hun boodschappen waren voor iedereen duidelijk: ‘Bid!’, ‘Blus!’, ‘Te wapen!’ of ‘Straks terechtstelling op de markt – aanwezigheid verplicht!’ Vanaf de veertiende eeuw dienden de klokken ook voor de openbare tijdsmeting. Vanaf de zestiende eeuw stak men een tandje of liever een klokje bij toen rijkere steden, die ook sterk stonden in de weef- en textielindustrie, hun belforten en kerktorens niet alleen voor het oog verfraaiden maar er een beiaard aan toe voegden. Eeuwenlang functioneerde de westerse samenleving op het ritme van de klokken. Een echo daarvan klinkt door in de nieuwe betekenis die het woord ‘klokkenluider’ de jongste jaren gekregen heeft. Ook nu hun functionele rol is verwaterd tot een vage herinnering, blijven klokken inspelen op onze emoties. Hun klanken ritmeren dagen en weken, versterken de ruimtelijkheid van het landschap en creëren – bewust of onbewust – een ‘thuisgevoel’. Zo bepalen ze mee de identiteit van leefomgevingen.
De nakende kerkensluiting geeft lokale gemeenschappen de kans om creatief na te denken over de toekomstige rol van hun klokken. Klokken kunnen relevante lokale gebeurtenissen aankondigen of accentueren, zoals het einde van de werkweek, het begin van de wekelijkse markt of de overwinning van een lokale sportclub of muziekmaatschappij. De sociale werking van klokken zou nog krachtiger worden als ze met een touw geluid worden in plaats van met luidmotoren. In Vlaanderen wordt dit nog maar op een handvol plaatsen gedaan. Gelukkig is de traditie van het manueel klokkenluiden in 2012 op de inventaris voor immaterieel cultureel erfgoed geplaatst. Hopelijk krijgen meer plaatselijke gemeenschappen de komende jaren goesting om weer samen de klokken te luiden. Zo blazen ze de oudste vorm van sociale media nieuw leven in – en een fitnessbeurt krijgen ze er gratis bij.

Hoe is het gesteld met het klokkenbestand hier ter plekke?

De Sint-Niklaaskerk telt drie klokken. De oudste klok werd in 1682 door Melchior de Haze van Antwerpen gegoten. Het palmares van deze man is niet min.
‘De Antwerpse klokkengieter Melchior de Haze werd in 1632 te Antwerpen geboren en stierf aldaar in 1697. Ofschoon het absolute bewijs ontbreekt, is het vrijwel zeker dat hij een leerling der Hemony’s was. Zijn oudst bekende klok dateert uit 1659. De Haze verwierf grote bekendheid door enkele spectaculaire beiaarden, onder andere voor het Escorial (1674) nabij Madrid en de Halletoren te Brugge (1676). Beide zijn inmiddels verdwenen. Ook goot hij de nog altijd bestaande beiaarden voor Alkmaar, Gorinchem, Salzburg enz. Met het carillon uit 1686 voor Den Haag zou hij grote problemen ondervinden. Hoewel zijn beiaarden uitstekend gestemd zijn, kleven er toch bezwaren aan. Meerdere klokken missen de sonoriteit van Hemony-klokken. Oorzaak is zeker niet onjuist klokkenbrons, doch wel een falende giettechniek waardoor bijvoorbeeld het brons met koperoxiden verontreinigd wordt. In Den Haag bracht hem dit in grote moeilijkheden. Een jarenlang slepend proces was er het gevolg van, overigens zonder een bevredigende afloop voor De Haze. Na zijn dood werd een in 1689 gegoten beiaard nog aan Brussel verkocht. Deze is reeds lang weer verdwenen. De Haze is verder nog bekend door de Zegeklok uit 1680 in de Brugse Halletoren. Deze luidt elk jaar tijdens de H.Bloedprocessie. De Haze heeft geen geschut gegoten. Hij was echter contrewaerdyn van syne Mayesteyts Munte, controlerend muntmeester.’
Tijdens de Franse Omwenteling (1789) ontsnapte de 1600 kg wegende klok bij wonder aan vernieling. In 1934 scheurde ze echter en werd ze opnieuw gegoten. De twee andere klokken dateren uit 1804 en waren afkomstig uit de gieterijen van Van Ghyen in Leuven: een klok van 750 kg en een Angelusklokje van ongeveer 100 kg. Ze werden na de Franse Revolutie gegoten om de oudere, die weggehaald werden, te vervangen. De elektrische kracht voor het luiden van de klokken werd vanaf juli 1913 toegepast. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de zware klok van Melchior de Haze spijtig genoeg opgeëist, stukgeslagen en hersmolten tot oorlogstuig. Op 10 juni 1951 werd ze vervangen door een 1450 kg wegende nieuwe klok, ingezegend door monseigneur Suenens, de toenmalige hulpbisschop en latere kardinaal.

En hoe zit het met de klokkenpopulatie in de andere drie kerken van de parochie? Dat is stof voor later.

Tot slot

We horen de klok dagelijks luiden als ze het uur slaat, we horen haar oproepen tot een uitvaart, ze klinkt na het In Paradisum, ze galmt uitbundig bij een bruiloft. Verdriet en vreugde, het ritme van alledag, dàt is de gedragen stem van de torenklok.

Bronnen: De Standaard 4.12.2013 Luc Rombouts, Beiaardier van KU Leuven en de stad Tienen; André Lehr, Van paardebel tot speelklok. De geschiedenis van de klokgietkunst in de Lage Landen Zaltbommel, 1971

– gepubliceerd in 2016 –