DE PREEKSTOEL

Wie gehoord wil worden, moet ook gezien kunnen worden, dàt is de simpele reden die aan de basis ligt van het gebruik van een ‘preekstoel’ in de kerk.

De preekstoel

De preekstoel is als meubilair voortgekomen uit een ‘samensmelting’ van de oud-christelijke ambo en het middeleeuwse doksaal, dat dienst deed als afscheiding tussen het schip (middengedeelte) van de kerk en het koor vooraan. Een ander woord voor preekstoel is immers kansel, afgeleid van het Latijnse woord cancelli, wat betekent traliewerk of hek. De titel kanselier is van dezelfde oorsprong. Rondtrekkende paters dominicanen gebruikten in Duitsland en Italië draagbare kansels, handig als ze her en der met hun boetepreken de gelovigen de levieten wilden lezen. Vaststaande preekstoelen waren al bekend in de vijftiende eeuw, maar werden pas in de latere eeuwen algemeen. Het Concilie van Trente (1545-1563) wilde immers meer belang toedichten aan de preek en promootte daarom de preekstoel. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) klimt de priester of de voorganger niet meer de preekstoel in, maar houdt de homilie opnieuw op gelijke hoogte met de gelovigen, vanachter een eenvoudige lezenaar (ambo). Zo wordt teruggegrepen naar de oude traditie van de ambo, de kleine stenen preekstoel in de oud-christelijke basilieken. De lezing van evangelie en de homilie gebeuren aan de ambo rechts van het altaar, wat men de evangeliezijde noemt, voorbehouden aan de voorganger. De epistelzijde is bestemd voor de eerste lezing (epistel) en de kleinere tussenkomsten door de lector of de voorzanger.

Homilie of preek?

Wel, deze woorden worden losjes door mekaar gebruikt maar hebben een klein nuanceverschil. De homilie is simpelweg gezegd een preek gehouden tijdens een (eucharistie)viering. De homilie, afgeleid van het Grieks homilia of conversatie, was oorspronkelijk een informeel onderricht, een nadere verklaring. De inhoud wordt in principe bepaald door de voorgaande Schriftlezingen, het epistel en het evangelie dus. Een preek is het eerder algemene woord voor een gelijkaardig betoog in diverse omstandigheden.

En van ambo en homilie terug naar de preekstoel en wel naar deze van de Sint-Niklaaskerk

Wie de kerk binnenwandelt, kan niet naast dit imposante beeldhouwwerk heen. De houten preekstoel bestaat uit verschillende delen. Aan de voet van de preekstoel staat een levensgroot beeld van de patroonheilige van de kerk, Sint-Niklaas. Met zijn lichaam stut hij de kuip van de kansel. Zijn rechterhand houdt hij uitgestrekt, met de linker trekt hij de mantel samen. Links aan zijn voeten is er de tobbe met de drie kinderen uit de legende. Een putti houdt de kromstaf vast, een tweede engeltje de mijter, beide attributen van de bisschop die Sint-Niklaas was. De sierlijke trapleuning die leidt naar de kuip, is versierd met bladeren. Aan beide zijden van de trap wacht een engel, symbool voor Hoop en Geloof. Op de kuip zelf zijn de drie bustes van de Goede Herder en de apostelen Petrus en Paulus gesculpteerd, elk gevat in een medaillon. Boven de preekstoel ziet u het waaiervormige klankbord, noodzakelijk voor de akoestiek. De duif, symbool voor de Heilige Geest, staat garant voor goddelijke inspiratie, hét noodzakelijk ingrediënt voor elke homilie, toen en nu. U bekijkt en bewondert dit alles best zelf bij een volgend bezoek aan de kerk. De preekstoel werd ten tijde van keizer-koster Jozef II (1741-1790) uit Willebroek weggehaald en naar Mechelen overgebracht. Hoe hij terug hier geraakte, is een heel ander verhaal.

Een zijsprong naar Willebroekse geschiedenis

We belanden hiervoor bij de geslacht Helman dat vanaf 1525 tot aan de dood van Roger Helman de Grimberghe, de laatste telg van de familie in 1945, vrij nauwe banden met Willebroek had. De geschiedenis van de familie Helman gaat terug tot 1527 in Duitsland, waar een van de stamvaders een belangrijke functie bekleedt in Keulen. Aangetrokken door de toenmalige roem en rijkdom van Antwerpen, verhuist een van de zonen omstreeks 1550 met zijn gezin naar de Scheldestad. Later vinden we verdere nazaten terug in Den Haag waar in 1631 Jan Helman, de meest prominente figuur voor ons, geboren wordt. In 1661 wordt hij door Filips IV (1605-1665), heer van de Zuidelijke Nederlanden en koning van Spanje, tot baron van Willebroek en Ruisbroek verheven. Baron Jan Helman laat terstond een prachtig kasteel bouwen langs de vaart, vlakbij de kerk. Tijdens de Brabantse Omwenteling (een opstand van de Zuidelijke Nederlanden tegen het Oostenrijkse gezag van diezelfde keizer-koster in 1789-1790) wordt het kasteel gedeeltelijk verwoest en geplunderd. Tien jaar later sloopt men het middengedeelte van het gebouw. Er wordt een straat door de tuin van het kasteel getrokken en met stenen van de afbraak bouwt men de eerste huizen van de Kasteelstraat (huidige Torenstraat). De fraaie poort van het kasteel wordt jaren later – in ruil voor de teruggave van de preekstoel door de stad Mechelen! – overgebracht naar het Mechelse landgoed Coloma, waar ze roemloos en tot steenpuin herleid aan haar einde komt. Het wapenschild van Jan Helman, met drie afgerukte leeuwenkoppen van goud, werd bij koninklijk besluit van 30 juni 1853 officieel erkend als wapenschild van Willebroek. Bij het vellen van de bomen op het plein voor de Sint-Niklaaskerk werd in 1965 bij toeval de grafkelder van de familie Helman de Grimberghe ontdekt.

Eindigen we met een muzikale noot

Wie nauwlettend kijkt, kan op de rand van het klankbord de woorden ‘Esurientes implevit bonis’ lezen, een citaat uit het Magnificat, Lucas 1:46-55 (De hongerigen heeft hij met gaven gevuld). U kan ook een gezongen versie beluisteren

bron: oa Karel De Decker en Jean Huyghe, ‘Willebroek en het geslacht Helman’, 2005

– gepubliceerd 20106 –