November is de maand van afscheid nemen: afscheid van de verre zomerdagen, de herfst, de zon en de tuin, het buitenleven. Afscheid van verloren geliefden met Allerheiligen en Allerzielen, en in 2013 ook het definitieve afscheid van het kerkgebouw van de Heilige Familie.
Verloren geliefden: een vader, een moeder, broers of zussen, een man, een vrouw, een vriend, misschien een kind. De tijd maakt ons schoorvoetend tot wees en weduwe, tot wie leeft met een lege plaats aan zijn zijde of aan tafel. Een verloren kerk: een herinnering.
.
Verloren kerk: er is geen weg omheen, na het ‘opheffen’ van de parochiegemeenschap komt ook het moment waarop het kerkgebouw daadwerkelijk uit het straatbeeld verdwijnt. Dit doet ons, mensen van de Heilige Familie, met heimwee en tristesse stilstaan bij een periode die onherroepelijk afgesloten wordt. De overstap naar een nieuwe gemeenschap is al even gemaakt, verliep voor sommigen mogelijk vlotter dan verhoopt, hoewel de drempel niet door iedereen overschreden werd. Nochtans is ‘terugkeer’ een woord dat hier beter past. Als we de geschiedenis van de Willebroekse parochies bekijken, zien we immers de Sint-Niklaaskerk als enig en centraal gebedshuis sinds de 12e eeuw. Zijn vrijwel unieke ‘peperbustoren’ is zichtbaar vanuit elke hoek van de gemeente. Bevolkingsaangroei in de 20ste eeuw zorgde net als overal in Vlaanderen voor opsplitsing van één naar drie parochies en bijgevolg voor de bouw van twee bijkomende kerken: de Heilige Familie in 1933, het Heilig Kruis in 1950. Het jaar 2012 betekende een terugkeer naar de uitgangsituatie, amper na 80 en 60 jaar naast elkaar bestaan. De redenen hiervoor zijn genoegzaam bekend. Historici zouden dit niet meer dan een kleine kanttekening, een zijsprongetje in de geschiedenis van Willebroek noemen. Wij, de parochianen van de Heilige Familie, kijken er met meer emotie tegen aan, simpelweg omdat deze periode een belangrijk deel van ons leven uitmaakt, ons té nauw aan het hart ligt.
Of je in de Tuinwijk, de Brandstraat, op de Rijweg of in ergens een straat tussenin woont, elk heeft wel zijn eigen herinneringen, zijn eigen band met het kerkske van de Dendermondsesteenweg. Je had grootouders die samen met pastoor Hendrickx en Vincent D’Heu geld voor het noodkerkje bijeen bedelden, dit in de moeilijke sociale omstandigheden van de jaren 1930. Je had een vader of een tante die wijkmeester van de Bond van het Heilig Hart was, je moeder was lid van de ontvoogdende Vrouwengilde of een van de dames van de Weeg en je nonkel organiseerde mee de legendarische Rijwegseptemberfeesten. Je zag de parochiezaal Den Brand en later de grotere en fraaiere Heilige Familiezaal steen voor steen opgebouwd worden, je stak hier of daar een hand toe al was het maar met kerstkaarten plooien, je voelde je er verantwoordelijk en thuis tijdens gulle feesten of etentjes van allerlei slag en oorsprong. Mogelijk heb je zelfs nog vage gedenkenis aan de oude zaal of aan de kleine bibliotheek annex spaarkas, die enkel zondags na de mis haar deuren opende. Of heb je herinneringen aan de juniprocessie met zijn schommelde heiligenbeelden, het baldakijn en de feestelijk uitgedoste priesters, het geprevel van gebeden, het witte strooizand, de kaarsen, de rondvliegende bloemblaadjes… voorgoed verdwenen bladzijden uit het Rijke Roomse leven. Jijzelf leerde lezen en rekenen in de Don-Bosco- of Sint-Lutgardisschool – de namen van de meesters en juffrouwen staan in je geheugen gegrift -, je kinderen beleefden er een fantastische kleuterschooltijd. Je leefde je uit in de Chiro van Hugo Daniëls en Charles Forton, een Chiro op een lossere leest geschoeid dan die uit de buurt: de zondagnamiddagbijeenkomst of de leiderskring, het jaarlijkse tentenkamp in de Kempen of de Ardennen, nu eens in de regen, dan onder een stralende zon, altijd tiptop! Op de koop toe drie augustusweken lang een onvergetelijke vakantie in Ravels: de kookmoeders en kampvaders, de gedreven leiders die onuitputtelijk bosspelen verzonnen, het knisperende kampvuur op de laatste avond, je kan er alleen met heimwee aan terugdenken, het zijn de dagen van weleer, vergankelijk als de barakken aan de Kampheide.
In de kerk beleefde je gelukkige en droeve dagen: je ouders trouwden er, je werd er gedoopt, deed er in een wolk van leuke bloemetjesjurken en ballonnen je eerste communie, werd er gevormd in het o zo strenge paterskleed, was misschien een engel in de kerststal. Je hoorde er de bruiloftsmars weerklinken en je nam er afscheid van je geliefden. Je zag priesters komen en gaan: mijnheer Willem uit Blaasveld met zijn krachtige tenor, directeur Verheyden, de beminnelijke pater Antonius die ieder wel in het hart sloot, de lachende zuster Cecilia en de fietsende Hubertine. Nooit ging je met meer plezier en overtuiging naar de kerk dan in de tijd van Charles Forton: hij ontrafelde het geloof en veegde spinnenwebben en stofnesten, vernislaagjes en obligate verordeningen weg, leerde je dat God de Vader geen tovenaar is die hoog in de hemel boven ons uit torent, maar dat de rijk van God mensenwerk is.
En de kerk zelf: ach, ze was in opzet niet meer dan een noodkerk: geen toren maar een enkele klok achter het kruis op de gevel, een eenvoudige structuur en vorm: simpelweg vier muren en een dak, eenvoudige glasramen, geen orgel als in een ‘grote kerk’, een minimum aan beelden en kleuren, twee sobere zijaltaren, een preekstoel puur functioneel. Ondanks het minimalistische opzet straalde ze een ongekende gastvrijheid uit, ook voor velen die buiten onze parochiegrenzen woonden. De nederigheid van het gebouw zorgde mogelijk ook voor een andere geloofsbeleving en kijk op kerk en maatschappij: een beetje alternatief, met een kritische, afstandelijke blik op kerkelijke hiërarchie en Rome.
Dit alles heeft ons, mensen van de Heilige Familie, gevormd tot wie we zijn. Het verdwijnen van deze plek noodzaakt ons om een bladzijde om te slaan, liefst zonder verbitterd stil te staan bij het onbehagen en de pijn van het verlies. Zoals bij het einde van een mensenleven resten er herinneringen om te koesteren, dankbaarheid voor de mooie intense ontmoetingen, voor de impact en verrijking van die tachtig jaren. Enige optie nu is om de kracht en de wijsheid die we samen verwierven te gebruiken in de dagen en situaties die voor ons liggen.
Godelief – gepubliceerd 2014 –